Les 2: het interview voorbereiden

project
'Brugklas'
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

project
'Brugklas'

Slide 1 - Slide

Wat is het verschil tussen objectief en subjectief ook alweer?

Slide 2 - Open question

Beschrijf in hele zinnen wat een interview is.

Slide 3 - Open question

Slide 4 - Video

les 2: het interview 
Doel van deze les:
  • Je kent en herkent verschillende soorten vragen.
  • Je kunt vragen stellen met de 5 W's en de H.
  • Je kent het verschil tussen feiten en meningen.

Slide 5 - Slide

Een interview
Een vraaggesprek tussen de geïnterviewde en de interviewer:

  • De interviewer stelt de vragen
  • De geïnterviewde geeft antwoord op de vragen 

Slide 6 - Slide

Soorten vragen
Dus:
Een open vraag begint met:
 Wie, Wat, Waar, Waarom, Wanneer en Hoe

Een gesloten vraag begint meestal met een werkwoord en het antwoord kan ja of nee zijn

Slide 7 - Slide

Bedenk eens een open vraag en schrijf deze op.

Maak er hierna een gesloten vraag van.

Slide 8 - Open question

Soorten open vragen:

1) Vragen over een feit;
2) Vragen over een mening;
3) Vragen over een gevoel.


Slide 9 - Slide

Feit of mening?

De bladeren zijn nat.
A
feit
B
mening

Slide 10 - Quiz

Feit of mening?

Hij praat heel snel.
A
mening
B
feit

Slide 11 - Quiz

Feit of mening?

'Yes, weer naar school'
A
Feit
B
Mening

Slide 12 - Quiz

Feit of mening?

Veel planten zijn groen.

A
feit
B
mening

Slide 13 - Quiz

Feit of mening?

Sigaretten zijn vies.
A
Feit
B
Mening

Slide 14 - Quiz

Feit of mening?

Sigaretten zijn erg ongezond.
A
Feit
B
Mening

Slide 15 - Quiz

Onder aan de advertentie staan twee zinnen.

Zijn dit feiten of meningen?
a. feiten
b. meningen
c. een feit en een mening
A
Feiten
B
Meningen
C
Een feit en een mening

Slide 16 - Quiz

Wat vind je in een krantenartikel?
A
vooral meningen
B
meningen en feiten
C
vooral feiten

Slide 17 - Quiz

Wat is waar?
A
De interviewer stelt alleen open vragen.
B
De interviewer stelt alleen gesloten vragen.
C
De interviewer stelt zowel open als gesloten vragen.

Slide 18 - Quiz