Donderdag 11 mei Grammatica herhaling P2 P4 en P6

Donderdag 11 mei


Welkom
10 minuten stillezen
timer
10:00
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 10 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Donderdag 11 mei


Welkom
10 minuten stillezen
timer
10:00

Slide 1 - Slide

Grammatica
Herhaling P2 persoonsvorm (pv) en zinsdelen
P4 onderwerp (ow)
P6 werkwoordelijk gezegde (wg)

Slide 2 - Slide

Oefenen. Neem over in je schrift.
1. Zoek de pv. Zet er een streep onder. 2. Zet zin in zinsdelen 
3. Zoek het ow. 4. Zoek het wg.
1. Dat liedje kreeg van Letland de meeste punten.
2. De orkaan heeft een groot deel van de stad verwoest.
3. Door dat ongeval werd de auto zwaar beschadigd.
4. De jeugd speelt graag spelletjes op de computer.
5. Nog niet zo lang geleden is de bank failliet gegaan.

timer
10:00

Slide 3 - Slide

Nakijken
Dat liedje / kreeg / van Letland / de meeste punten. ow: dat liedje. wg: kreeg. 
De orkaan / heeft / een groot deel van de stad / verwoest.
ow: de orkaan. wg: heeft verwoest.
Door dat ongeval / werd / de auto / zwaar / beschadigd.
ow: de auto. wg: werd beschadigd. 
De jeugd / speelt / graag / spelletjes op de computer.
ow: de jeugd. wg: speelt
Nog niet zo lang geleden / is / de bank / failliet / gegaan.
ow: de bank. wg: is gegaan.

Slide 4 - Slide

Persoonsvorm (pv)
Manier 1 – de tijdproef: 
Zet de zin in een andere tijd: maak van de tegenwoordige tijd de verleden tijd of andersom. Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.
– De jongen fietst graag naar school
Zet de zin in een andere tijd: welk woord verandert?
Manier 2 – de vraagproef: 
Maak van de zin een vraag met precies dezelfde woorden. Het werkwoord dat vooraan komt te staan, is de persoonsvorm.
– Fietst de jongen graag naar school?

Slide 5 - Slide

Zinsdelen
Voor de persoonsvorm staat maar één zinsdeel. Probeer welke woorden je samen vóór de persoonsvorm kunt zetten. 
De buschauffeur heeft op het nippertje een aanrijding voorkomen.
Zoek eerst de pv. Verdeel daarna de zin in zinsdelen. Een zinsdeel is één woord of meerdere woorden die bij elkaar horen.

Slide 6 - Slide

Onderwerp (ow)
Vanmorgen / heeft / mijn vriendin / muffins / gebakken.
In deze zin is heeft de persoonsvorm (pv) en mijn vriendin het onderwerp (ow). 

Vaak is het onderwerp van de zin een persoon die iets doet. Het kan ook een dier of een ding zijn. Het ow en de pv horen bij elkaar. Ze moeten beide enkelvoud of beide meervoud zijn.







Slide 7 - Slide

Zo vind je het onderwerp
Vorig jaar heeft de bibliotheek aan de Marktstraat een grote opknapbeurt gekregen.
Onderstreep de persoonsvorm.
- Vorig jaar heeft de bibliotheek aan de Marktstraat een grote opknapbeurt gekregen.
Doe de zinsdeelproef. Zet strepen tussen de zinsdelen.
- Vorig jaar heeft de bibliotheek aan de Marktstraat een grote opknapbeurt gekregen.
Vraag: wie (of wat) + persoonsvorm?
– Wie of wat heeft?
Het antwoord op die vraag is het onderwerp.
– ow = 

Slide 8 - Slide

Werkwoordelijk gezegde (wg)
Alle werkwoorden in de zin.
Staat er 1 werkwoord in? Dan is dat de pv maar ook het wg.
Scheidbare werkwoorden: 
Probeer uit > want het hele werkwoord is uitproberen.
Val af > hele ww is afvallen
stapel op> hele ww is: 
vraag af: hele ww is:

Slide 9 - Slide

Aan de slag
Maak de opdrachten in je werkboek
Maak P6 werkwoordelijk gezegde opdracht 1, 2, 3 en 5.
Maak P8 lijdend voorwerp opdracht 1, 2, 3 
Klaar? Maak oefentoetsen en ga trainen voor de toets.
Of ga bezig met je boekpresentatie

Slide 10 - Slide