Herhaling H1 | Hoe welvarend ben jij?

Primaire behoeften zijn ...
A
De noodzakelijke behoeften
B
De luxe behoeften
C
Middelen om in je behoeften te voorzien
1 / 32
next
Slide 1: Quiz
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Primaire behoeften zijn ...
A
De noodzakelijke behoeften
B
De luxe behoeften
C
Middelen om in je behoeften te voorzien

Slide 1 - Quiz

This item has no instructions

Behoeften
primaire behoeften
= noodzakelijk 
Secundaire behoeften
= alles wat je leven leuker of makkelijker maakt

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Schaars
een product  is schaars als er productiemiddelen moeten worden gebruikt om de producten te maken

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Marketingmix (6 p's)

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Reclame

- Commerciële reclame (€€); producten of diensten verkopen

     --> Informatieve reclame: informatie/eigenschappen

     --> Merkreclame: naambekendheid

- Ideële reclame: gedrag van mensen beïnvloeden

Slide 5 - Slide

This item has no instructions


A-merk                      B-merk               Huismerk

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Product
A-merk
B-merk
Huismerk

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Inkomensvormen
Inkomen uit arbeid
- Loon/salaris
- Vakantiegeld
- Loon in natura
(spullen/diensten i.p.v. geld)
- Winst van ondernemer
Inkomen uit bezit
Rente, huur, pacht
Overdrachtsinkomen
Uitkering, zakgeld, kleedgeld of kinderbijslag

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Inflatie / deflatie
  • Het stijgen van de prijzen is inflatie


  • Het dalen van de prijzen in deflatie 

Slide 9 - Slide

Voorbeeld vragen aan de klas:

Als een fiets eerst €100,- kost de prijs stijgt naar € 200,- Is het Inflatie of deflatie

En Als een telefoon eerst €500 kost en nu € 400 is het Inflatie of deflatie
Koopkracht

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Huishoudelijke uitgaven:
de alledaagse uitgaven voor je huishouden. (dagelijkse uitgaven)
Waaraan geef je je geld uit???
Soorten uitgaven:
vaste lasten:
de uitgaven die je met een vaste regelmaat moet betalen

incidentele uitgaven:
meestal grote uitgaven die je niet zo vaak doet en niet met een vaste regelmaat

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Je wilt berekenen hoeveel procent €16,50 is van €240,- Noteer percentage af op één decimaal bijvoorbeeld 7,1%

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

Je inkomen is €950 per maand. Je geeft 14% uit aan basisbehoeften. Hoeveel geld geef je uit aan basisbehoeften?

Slide 13 - Open question

This item has no instructions

€ 23 per week = € .... per maand? Rond af op twee decimalen.

Slide 14 - Open question

This item has no instructions


Wat is het indexcijfer van 2016?
A
101
B
102
C
103
D
104

Slide 15 - Quiz

2,78 : 2,75 x 100 = 101
Rekenen In 2000 was het minimumloon € 1.092
per maand. In 2021 is dat € 1.684.
Hoeveel procent is zijn loon gestegen in 2021 ten opzichte van 200?

Slide 16 - Open question

This item has no instructions

Primaire behoeften
secundaire behoefte

Slide 17 - Drag question

This item has no instructions

Schaarse goederen:
A
producten die geld kosten om iets te maken/produceren.
B
kost geen productiemiddelen om het te produceren.

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Wat is NIET schaars?
A
Elektriciteit
B
Gas uit je gaspit in de keuken
C
Zonlicht

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Wat is welvaart?
A
Hoeveel iemand kan kopen
B
In hoeverre je in je behoefte kunt voorzien
C
Hoe leuk je je leven vindt
D
Hoeveel je kunt bewegen

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Zijn de volgende uitspraken juist of onjuist?
Juist
Onjuist
Als je niet in je behoeften kunt voorzien, is je welvaart groot.
Toenemende schaarste zorgt voor minder welvaart. 
Iemand met veel welvaart kan veel consumeren.
Welvaart gaat altijd om de aanschaf van luxegoederen.

Slide 21 - Drag question

This item has no instructions

Twee vriendinnen, Lindy en Manon, gaan naar een mbo-vervolgopleiding. Ze bezoeken een aantal open dagen. De scholen presenteren zich daar heel professioneel. Mbo-scholen gebruiken meerdere instrumenten van de marketingmix om nieuwe leerlingen te werven.
Hieronder staan verschillende instrumenten van de marketingmix met daarboven verschillende uitwerkingen.
Sleep het juiste marketing instrument naar de juist uitwerking

De school is actief op Facebook, Twitter en Instagram
De school biedt veel opleidingen op verschillende niveau's
Alle docenten zijn aanwezig tijdens de open dag
De school is makkelijk bereikbaar met openbaar vervoer
Personeelsbeleid
Plaatsbeleid
Productbeleid
Promotiebeleid

Slide 22 - Drag question

This item has no instructions

1

Slide 23 - Video

This item has no instructions

00:00
Van welke reclame is hier sprake?
A
Commerciële reclame
B
Informatieve reclame
C
Merkreclame
D
Ideële reclame

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Een doelgroep is:
A
alle keepers bij balsporten
B
Een groep mensen die hetzelfde doel hebben
C
Een groep mensen die dezelfde kenmerken hebben
D
Alle mensen die zorgen voor een goed doel

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

A-merk
B-merk
Huismerk

Slide 26 - Drag question

This item has no instructions

Welke 3 soorten inkomens zijn er?
A
Inkomen uit werk, overdracht en overheid
B
Inkomen uit arbeid, zakgeld en uitkering
C
Inkomen uit arbeid, rente en overdracht
D
Inkomen uit arbeid, bezit en overdracht

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Huishoudelijke uitgaven 
Vaste lasten
Incidentele uitgaven
Uitgaven die je met regelmaat moet betalen
Uitgaven die je niet vaak en niet met regelmaat doet
Dagelijkse uitgaven

Slide 28 - Drag question

This item has no instructions

Van week naar maand..
Wat neem je als tussenstap?

Slide 29 - Open question

This item has no instructions

je gaat reserveren voor een vakantie van 900,-. Hoeveel moet je per maand reserveren als je een jaar spaart?

Slide 30 - Open question

This item has no instructions


Inflatie
Je geld wordt minder waard
Wat is het gevolg van inflatie?

Prijzen 
stijgen

Je kan minder kopen voor hetzelfde geld

Je koopkracht daalt

Slide 31 - Drag question

This item has no instructions

Wat kan je met een indexcijfer?
A
gemakkelijk zien hoeveel km per uur je gaat
B
gemakkelijk procentuele veranderingen aflezen
C
gemakkelijk zie hoe snel iets gaat
D
gemakkelijk geld berekenen

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions