2VE On y va herhaling

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Aujourd'hui, c'est le ...

sept septembre

Programme d'aujourd'hui

• Première année 
• Quiz ultra-rapide: répétition 1hv
• Jeu: se présenter

Afspraak: telefoon in hotel, laptop mee & vol

1VE

• Se présenter 
  
• Parler de ta famille
  
• À une terrasse
  
• Acheter quelque chose
  
• Parler de l’école
  
• Parler des matières et des profs
  

• Parler de ses activités
  
• Décrire quelqu’un
  
• Demander et indiquer le chemin
  
• Parler de ta ville et de tes projets
  

On y va!

Avant de commencer le chapitre 1, on va réviser 1VE.

Dans deux semaines, nous avons un test sur la grammaire et les phrases-clés du chapitre 1/1VE. (telt voor een SO cijfer!)

Avant le test, nous allons faire un "diagnostische toets" dans Learnbeat pour tester votre mémoire.
Aujourd'hui: quiz dans LessonUp.

Quiz

Herhaling: kleuren, eigenschappen, werkwoorden

Wat weet jij nog van klas 1?? Razendsnelle quizmarathon! 

Les couleurs & les nombres

La répétition

Les couleurs

vert

brun / marron

jaune

blanc / blanche

rouge

bleu

gris

noir

timide

méchant

content

sympa

calme

drôle

grand

petit

cher

roux

blond

célèbre

intelligent

français

blond

beroemd

grappig

klein

rossig

gemeen

blij

Frans

verlegen

aardig

slim

groot

duur

kalm

ta - préférée - quelle - couleur - est?

Quelle est cette couleur ?

1. rose
2. rouge
3. blanc
4. violet

Quelle est cette couleur ?

1. bleu
2. blanc
3. beige
4. noir

Quelle est cette couleur?

1. blanc
2. orange
3. violet
4. rose

C'est la couleur de la banane

Les nombres

Hoe zat het ook alweer?

63 = ...

27 = ...

Een Franse zin bestaat uit:

- onderwerp

-werkwoorden

- overige woorden (lv/mw)

Onderwerp=...?

Jij=

1. Je
2. Tu
3. Il
4. Elle

Jullie=

1. Tu
2. Nous
3. Vous
4. Ils

Zij= (m.mv)

1. Il
2. Elle
3. Ils
4. Elles

LE VERBE FRANCAIS

Welke Frans werkwoorden ken je nog van jaar 1?

Les verbes réguliers

• werkwoorden op -er

Les verbes irréguliers

• être
  
• avoir
  
• aller
  
• faire

Les verbes réguliers

• werkwoorden op -er
• werkwoorden op -ir
• werkwoorden op -re

Les verbes irréguliers

• être
  
• avoir
  
• aller
  
• faire

• pouvoir (kunnen)
• vouloir (willen)
• prendre (nemen)
• venir (komen)

AVOIR ( = hebben)

Vervoeging van "avoir" met vertaling :

J'

Tu

Il/elle/on

Nous

Vous

Ils/elles

a

avons

ai

avez

as

ont

A. optreden

B. ontdekt worden

C. zin hebben om te 

A. zij  heeft

B. zij hebben

C.  men heeft

D.  jullie hebben

E. jij / je hebt

F. wij hebben

1.  nous  avons

2.  tu  as

3.  ils  ont

4.  on  a

5.  vous avez

6.  elle  a

Les devoirs

Stel jezelf voor in het Frans (dit moet je ook kunnen op de toets). Je zegt:

- Hoe je heet

- Hoe oud je bent

- Waar je woont

- Of je een broer / zus hebt (of meerdere)

- Wat je lievelingsvak is

- Waar je naar toe bent geweest op vakantie

Neem dit alles mee op een los blaadje de volgende les! Is voor een spel.

Aujourd'hui (les 2)

• Diagnostische toets Learnbeat
   Hw nog niet voor elkaar? Fix het!!
• D-toets nakijken
• Checklist "Leerdoelen" in Learnbeat invullen
• Welke leerdoelen beheers je nog niet? Ga hiermee oefenen in Learnbeat.
• Qui suis-je (Wie ben ik)?

Aujourd'hui

• Getallen 1 t/m 100: zelfstudie
• Getallen 1 t/m 100: test
• Verder werken met leerdoelen
  "On y va" (te zien in Learnbeat)
  Al klaar? Extra lezen/luisteren in Learnbeat

Aujourd'hui

• Chasse au trésor dans le livre (online boek of in je echte boek)
• Daarna: werkbladen voor toets
  - être & avoir
  - Phrases-clés/avoir/lidwoorden
  Nakijkbladen lenen bij docent
• Klaar? Verder werken met leerdoelen On y va in Learnbeat
• Stel tussendoor vooral je vragen!

avoir

être

ont

es

avons

ai

sommes

avez

suis

a

as

sont

êtes

est

Het is

1. est
2. c'est
3. c'es
4. ce sont

sleep de juiste vorm van aller & de vertalingen naar de juiste persoon

Je 

Tu

il / elle / on

nous

vous

ils / elles

vont

allons

vais

vas

va

allez

ik

jij

hij / zij / men

wij

jullie / u

zij [mmv / vmv

vous faites

je fais

il fait

ils font

on fait

tu fais

men doet/maakt

Léa en Marc doen/maken

ik doe/maak

jullie doen/maken

jij doet/maakt

hij doet/maakt

Je ____________ un test

1. faire
2. fait
3. font
4. fais

Madame Kallache, vous ___________ quoi?

1. faites
2. faisons
3. fait
4. fais

Zet in de goede vorm:
tu (regarder) ____________

1. regarde
2. regardes
3. regardons
4. regardent

Hoe vervoeg je het werkwoord 'oublier': nous .....?

e

ons

e

es

ez

ent

Nous + stam-

Vous + stam-

Ils + stam-

Je + stam-

Tu + stam-

Il + stam-

En français

Werkwoorden die eindigen op -er:

Stap 1: Vind de stam-> hele werkwoord min -er
parler   - er = parl (stam)

Wat is de stam van:
danser, nager?

      Je                         +e             Je parle

        Tu                         +es          Tu parles

    Il/elle/on           +e             Il parle

                  Nous                  +ons        Nous parlons

               Vous                  +ez            Vous parlez

           Ils/elles            +ent         Ils parlent

Habiter - danser- chanter- donner- regarder - écouter - aimer- adorer- détester- ranger- chercher  (=Voca 2-3!)

Stap 2:  Voeg daarna de uitgangen toe:

Stap 1 is:

1. uitgang erachter zetten
2. Hele werkwoord + uitgang
3. hele werkwoord min -er, dan krijg je de stam
4. de stam opzoeken door hele werkwoord min -r

Je (regarder) la télé.

1. regardons
2. regardes
3. regarde
4. regardent

Nathalie (aimer) son chien.

Pierre et Lisa (chercher) le chat.