Psychoanalyse

Psychoanalyse
1 / 34
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Psychoanalyse

Slide 1 - Slide

Onderwerpen
  1. Freud
  2. Uitgangspunten
  3. Bewuste/voorbewuste/onbewuste
  4. Hypnose en Droomduiding
  5. Id/ego/superego
  6. Hechtingstheorie (Bowlby)
  7. Verdedigingsmechanismen
  8. Overdracht/tegenoverdracht
  9. Kanttekeningen

Slide 2 - Slide

Siegmund Freud

Slide 3 - Mind map

Slide 4 - Video

Wat weet je over Siegmund Freud?

Slide 5 - Open question

Freud(1856-1939)
  • Grondlegger van de psychoanalyse
  • Neuroloog uit Oostenrijk-Hongarije
  • Een van de meest invloedrijke psychologen en denkers van de 20e eeuw

Slide 6 - Slide

Psychoanalyse
Wat is het?


In gespreken (veelal liggend) waarin je helemaal vrij bent het onbewuste naar boven laat komen 


Slide 7 - Slide

Topografisch model
In zijn model van de psyche onderscheidde Freud drie bewustzijnsniveaus waarop de psychische processen plaatsvinden

Slide 8 - Slide

Bewuste/voorbewuste/onbewuste
Bewuste
  


Voorbewuste

Onbewuste




Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Maak je eigen ijsberg
Hoe zit jij in deze les?
Wat laat je zien
Waar denk je aan?
Hoe voel jij je?

Slide 11 - Slide

Structureel model

Slide 12 - Slide

Id
Driften

Bevrediging van behoeften

Bij pasgeboren baby bestaat alleen het Id

Slide 13 - Slide

Ego
Rede, gezond verstand
Het IK
Redeneren, bewust afwegen, beslissen
Eisen van het Id en de realiteit op elkaar afstemmen

Slide 14 - Slide

Superego
  • Opper-ik of geweten
  • Tot de orde roepen
  • Vermaatschappelijken van het kind (waarden en normen van de maatschappij worden toegeëigend)
  • Ik-ideaal

Slide 15 - Slide

Id
ego
superego
instinct
gezond verstand
aangepast aan maatschappij

Slide 16 - Drag question

Slide 17 - Slide

Wat haal je hieruit?

Slide 18 - Slide

Mentaal ongezond

Slide 19 - Slide

Verdedigingsmechanismen

Slide 20 - Slide

Afweermechanismen
 ontkennen of onderdrukken van wensen, gevoelens etc

 Er wordt onderscheidt gemaakt tussen neurotische, volwassen en primitieve verdedigingsmechanismen.

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Neurotisch
  • Verdringing = onaanvaardbare wensen, impulsen of fantasieën worden uit het bewuste verbannen
  • Verplaatsing= Gevoelens die verbonden zijn aan een situatie of een persoon worden gericht op een andere situatie of persoon.
  • Reactieformatie= Een onaanvaardbare wens of impuls wordt geneutraliseerd door juist het tegenovergestelde gedrag te vertonen

Slide 24 - Slide

  • Isoleren van gevoel= De herinnering aan een traumatische gebeurtenis wordt opgehaald zonder dat de daarbij behorende emoties worden herinnerd.
  • Ongedaan maken= Angstaanjagende gedachten worden onschadelijk gemaakt door middel van rituelen (obsessief-compulsieve stoornis).
  • Somatiseren = Onbewuste wensen worden tot uitdrukking gebracht door middel van lichamelijke klachten

Slide 25 - Slide

Vermijding = Situaties of gedachten die angst of schaamte oproepen worden vermeden.
Rationaliseren = Het verdraaien van de werkelijkheid zodat een negatieve situatie of negatieve informatie positiever wordt.

Slide 26 - Slide

volwassen
Sublimatie = Onaanvaardbare wensen worden omgezet in sociaal aanvaardbaar gedrag
Altruïsme = Het ondergeschikt maken van de eigen belangen aan die van de ander
Humor = zelfspot om met vervelende situatie of gebeurtenissen om te gaan.

Slide 27 - Slide

Primitief
Ontkenning = Het afsluiten voor en ontkennen van traumatische ervaringen of gebeurtenissen
Projectie= Proces waarbij iemand zijn onbewuste gevoelens toeschrijft aan een ander.

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Hechting

Slide 30 - Slide

droomanalyse

Slide 31 - Slide

voorbeeld therapie

Slide 32 - Slide

kritiek

Slide 33 - Slide

relevantie hedendaagse context

Slide 34 - Slide