Klas 1 H5 Bijvoeglijk naamwoord

Het bijvoeglijk naamwoord
In het Frans past het bijvoeglijk naamwoord zich aan het zelfstandig naamwoord aan. Een zelfstandig naamwoord dat mannelijk is, krijgt dus een bijvoeglijk naamwoord dat ook mannelijk is.
Bijvoorbeeld: Un joli garçon
1 / 15
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Het bijvoeglijk naamwoord
In het Frans past het bijvoeglijk naamwoord zich aan het zelfstandig naamwoord aan. Een zelfstandig naamwoord dat mannelijk is, krijgt dus een bijvoeglijk naamwoord dat ook mannelijk is.
Bijvoorbeeld: Un joli garçon

Slide 1 - Slide

Als het zelfstandig naamwoord vrouwelijk is, dan wordt het bijvoeglijk naamwoord ook vrouwelijk, ook bij meervoud past het zich aan. Dit ziet er zo uit:
mannelijk enkelvoud: -
vrouwelijk enkelvoud: e
mannelijk meervoud: s
vrouwelijk meervoud: es

Slide 2 - Slide

Probeer nu eens te bedenken wat er gebeurt met de vrouwelijk vorm van het bijvoeglijk naamwoord 'petit'. (klein)

Slide 3 - Open question

Het is dus:
un petit garçon
une petite fille
des petits garçons
des petites filles
tip: Je kunt aan het lidwoord vaak zien of het zelfstandig naamwoord mannelijk of vrouwelijk is.

Slide 4 - Slide

La piscine est ....
bleu
bleue

Slide 5 - Drag question

C'est un t-shirt ...
vert
verte

Slide 6 - Drag question

Belangrijk!
Als een bijvoeglijk naamwoord al op een -e eindigt, dan komt er niet nog een e achter. Calme blijft dus calme en triste blijft triste.
Le garçon est calme. La fille est calme.
Als een bijvoeglijk naamwoord al op een -s eindigt, dan komt er niet nog een s achter. Gris blijft dus gris
Le sac gris. Les sacs gris.

Slide 7 - Slide

Les filles sont (content)
A
contents
B
contentes

Slide 8 - Quiz

Adrienne est ... (blond)
A
blond
B
blonde

Slide 9 - Quiz

Les acteurs sont (mauvais)
A
mauvais
B
mauvaises

Slide 10 - Quiz

Maak nu de volgende oefening (in je schrift)
Geef de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord
1. Juliette est ...  (drôle).
2. Victor est ... (petit).
3. La maison est .. (grand).
4. Les filles sont (français).

Slide 11 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord - bijzondere vormen
Je hebt nu de regel geleerd over de bijvoeglijk naamwoorden. Er zijn ook uitzonderingen. Je leert er dit hoofdstuk drie.

Slide 12 - Slide

m. ev
v. ev
m. mv
v. mv
beau
belle
beaux
belles
nouveau
nouvelle
nouveaux
nouvelles
vieux
vieille
vieux
vieilles

Slide 13 - Slide

Maak nu in je boek of online opdracht 32a. 
We kijken dit over tien minuten na.

Slide 14 - Slide

Ik begrijp hoe ik het bijvoeglijk naamwoord in het Frans moet maken.
Ja, ik snap het helemaal
Ja, ik snap het meestal
Nee, ik vind het nog lastig

Slide 15 - Poll