Hoofdstuk 4 Paragraaf 1

H4 paragraaf 1


De start van een eigen bedrijf

1 / 17
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

H4 paragraaf 1


De start van een eigen bedrijf

Slide 1 - Slide

Terugblik hoofdstuk 3

herhaling...


Ouders met een eigen bedrijf

Leerlingen die later graag een eigen zaak willen

3 productiefactoren

KvK

Ondernemingsplan

Ondernemingsvormen

Slide 2 - Slide

Welke productiefactoren zie je hier?
Noem de details.

Slide 3 - Open question

Hoe heet het register waar een onderneming zich moet inschrijven?
A
Verkoopregister
B
Kamer van Koophandel register
C
Handelsregister
D
Belastingregister

Slide 4 - Quiz

Bij welke ondernemingsvorm wordt een bedrijf geleid door minimaal twee eigenaren die in geval van schulden aansprakelijk zijn met hun privévermogen?
A
NV
B
Eenmanszaak
C
BV
D
VOF

Slide 5 - Quiz

Bij welke ondernemingsvorm is de directeur in loondienst?
A
Eenmanszaak
B
VOF
C
ZZP'er
D
NV

Slide 6 - Quiz

Welke ondernemingsvorm geeft aandelen uit die vrij verhandelbaar zijn?
A
NV
B
BV
C
Eenmanszaak
D
VOF

Slide 7 - Quiz

Welke ondernemingsvorm is een rechtspersoon?
A
ZZP'er
B
NV
C
VOF
D
Eenmanszaak

Slide 8 - Quiz

Wat heb je nodig bij de start
van een eigen bedrijf?

Slide 9 - Mind map

Start van een eigen bedrijf

Financieel plan

  • I investeringsbegroting

                                             wat heb je nodig?

  • II resultatenbegroting

                                             wat ga je verdienen?

  • III financieringsplan

                                             waar betaal je alles van?

Slide 10 - Slide

I: Investeringsbegroting

Overzicht van de verwachte uitgaven (voor investeringen)

om een bedrijf te kunnen starten.

Bijvoorbeeld: * gebouw * transportmiddelen

* inventaris

* voorraad goederen

* banksaldo

*kassaldo 

Slide 11 - Slide

II: Resultatenbegroting
Een overzicht van alle verwachte kosten en opbrengsten.

Slide 12 - Slide

Resultatenbegroting


Omzet

Inkoopwaarde

------------------  --

Brutowinst

Bedrijfskosten

------------------  --

Nettowinst

* Omzet = afzet x verkoopprijs

* Afzet = aantal stuks

* Omzet = verkoopopbrengst

* Voorbeelden van bedrijfskosten: huurkosten, vervoerskosten, reclamekosten etc.

* Negatieve nettowinst noemen we een nettoverlies.

Slide 13 - Slide

III: Financieringsplan
Het plan dat uitlegt hoe de onderneming aan zijn geld komt om te kunnen starten.

Slide 14 - Slide


Financieringsplan


Eigen vermogen

Vreemd vermogen

* lening bank

* lening ouders

---------------------  +

Totale financieringsbehoefte

Slide 15 - Slide

De investeringsbegroting en het  financieringsplan moeten aan elkaar gelijk zijn. Waarom?

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video