les 6 januari

• Nederlands
• ISK

les 6 januari

-Herhalen werkwoorden

maanden 

Welke vervoeging van het werkwoord willen hoort er op de stippellijn?

Even oefenen

Hij ... een ijsje.

wil

wilt

willen

Welke vervoeging van het werkwoord hebben hoort er op de stippellijn?

Even oefenen

Hij .... een appel geplukt.

heb

hebt

heeft

Het werkwoord 'zijn' vervoegen:

Ik in de tegenwoordige tijd.

1. is
2. was
3. ben
4. zijn

Is zijn een werkwoord of geen werkwoord?

1. werkwoord
2. geen werkwoord

Is jarig een werkwoord of geen werkwoord?

1. werkwoord
2. geen werkwoord

Kies het werkwoord of de werkwoorden.

1. kopen
2. lachen
3. onder

Stam werkwoord

De stam van een werkwoord is het hele werkwoord -en. Oftewel de ik-vorm.

Let wel op, want soms moet je de stam een beetje aanpassen om er een kloppend woord van te maken.  toe.

Werkwoord: Lezen

Stam: Lees

Bijvoorbeeld:

Werkwoord: Lopen

Stam: Loop (en dus niet ‘lop’)

Je voegt hier dus een extra o

Meer voorbeelden van de stam:

Werkwoord: Fietsen

Stam: Fiets

Werkwoord: Eten

Stam:eet

Vul de stam in, dat is de ik-vorm van het werkwoord 

1. fietsen -
2.  slikken -
   

3. staan -

4 weten -

5. tikken -

6. eten -

7. schatten -

8. noemen - 

Vervoeg het werkwoord rekenen!

Rekenen

Reken

Rekent