4H 6.1 Bouw van het oog + 6.2 t/m oogafwijkingen

1 / 24
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Thema 6 Waarneming en gedrag
6.1 Zintuigen -> bouw v/h oog
6.2 Het oog -> t/m oogafwijkingen
6.3 Gedrag
6.4 Beinvloeden van gedrag
6.5 Sociaal gedrag bij dieren
6.6 Gedrag  bij mensen

Slide 2 - Slide


A
Stof 1
B
Stof 2
C
Stof 3
D
Stof 4

Slide 3 - Quiz

Programma
  • Leerdoelen 
  • Filmpje het oog --> 1 minuut
  • Uitleg basisstof 6.1 'De bouw van het oog' + 6.2 beeldvorming en oogafwijkingen
  • Opdracht --> waar zit jouw blinde vlek? 
  • Oefening accomoderen
  • Evt. filmpje klokhuis Bijziendheid --> 3.5 min. 
  • Opdrachten maken
  • Afsluiting 


Zintuigen = BiNaS tabel 87

Slide 4 - Slide

Leerdoelen 
  • Je kunt de delen van het oog en hun functie beschrijven.
  • Je kunt de beeldvorming door ooglenzen beschrijven.
  • Je kunt de bouw en werking van het netvlies beschrijven.
  • Je kunt toelichten hoe je diepte kunt zien.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

De ogen

  • Adequate prikkel --> licht
  • Zintuig --> lichtzintuig
  • Orgaan --> het oog

Slide 7 - Slide

Buitenkant oog
Wenkbrauw: beschermt het oog tegen zweet.
Oogleden met wimpers: Beschermen tegen vuil en fel licht.
Traanklieren: Traanvocht houdt oog vochtig en schoon. Traanbuis -> traanvocht afvoeren
Pupil -> licht doorlaten
Iris-> hoeveelheid licht regelen

Slide 8 - Slide

Inwendig oog
  • Licht komt door de pupil
  • Door het glasachtig lichaam
  • Op het netvlies
  • Netvlies heeft zintuigcellen
  • Geven impulsen af naar oogzenuw


BiNaS 87C

Slide 9 - Slide

De bouw van het oog
Harde oogvlies: buitenste witte laag, bescherming
Voorkant: hoornvlies, doorzichtig, licht valt hierdoor naar binnen.
Vaatvlies: middelste laag, bloedvaatjes. Zichtbare deel: iris en pupil
Netvlies: binnenste laag, lichtzintuig
Zintuigcellen: staafjes en kegeltjes


Slide 10 - Slide

Gele vlek en blinde vlek
Gele vlek:
Licht op het netvlies
Alleen maar kegeltjes
Scherp zien

Blinde vlek:
Op het netvlies
Geen staafjes en kegeltjes:
Oogzenuw gaat hier het oog uit
Je ziet hier niks mee

Slide 11 - Slide

Waar zit jouw blinde vlek?
  1. Teken met een pen een stip van 1 cm groot
  2. Schrijf 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 ernaast (ongeveer 1,5 cm afstand)
  3. Houd het papier 20 cm van je neus
  4. Doe je rechter oog dicht
  5. Kijk met je linker oog naar de stip en daarna naar de cijfers 1 t/m 7. Bij welk cijfer verdwijnt de stip?

Slide 12 - Slide

Beeldvorming bij een oog
Door de lens in het oog wordt het beeld omgedraaid! 

Slide 13 - Slide

Accommoderen --> de lens verandert van vorm

Slide 14 - Slide

Hoe kan je dichtbij en veraf scherp zien? 
Door te accommoderen!
  • De lens kan van vorm veranderen --> is elastisch
  • Bolle lens: dichtbij scherp (positieve lens)
  • Platte lens: veraf scherp (negatieve lens)
  • Het straalvormig lichaam en de lensbandjes zijn hierbij betrokken.

Slide 15 - Slide

Straalvormig lichaam ontspannen--> lensbandjes samengetrokken (strak) -> lens wordt platter -> veraf zien
 Straalvormig lichaam samengetrokken --> lensbandjes ontspannen (slap) -> lens wordt boller -> dichtbij zien

Slide 16 - Slide

De lens van het oog kan van vorm veranderen (accomoderen).
Marieke kijkt naar een kaars in de verte, welke "vorm" hebben haar lensbandjes en haar lens?
A
Lensbandjes: strak lens: bol
B
Lensbandjes: strak Lens: plat
C
Lensbandjes: slap lens: plat
D
Lensbandjes: slap Lens: bol

Slide 17 - Quiz

Oefening accommoderen

Slide 18 - Slide

Oefening accommoderen
Antwoorden

Slide 19 - Slide

Verziend en bijziend
Verziend: de oogbol is tekort.
Dichtbij onscherp, veraf scherp
+ brilglazen met bolle lenzen: 
buigen de lichtstralen naar elkaar toe.
Bijziend: de oogbol is te lang.
Dichtbij scherp, veraf onscherp
- brilglazen met holle lenzen: buigen de lichtstralen uitelkaar.


Slide 20 - Slide

Lichtbreking door lenzen
Doel van accommoderen: alle lichtstralen moeten samenvallen op het netvlies.

Als het voorwerp dichtbij is, moet de lens boller worden om een scherp beeld te vormen op het netvlies.

Slide 21 - Slide

oogafwijkingen

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Huiswerk

Lezen 6.1
Maken opdracht 5 t/m 8
 en 
Lezen 6.2
Maken opdracht 16 t/m 19





Slide 24 - Slide