Zwaartekracht en druk_Online les

Zwaartekracht en druk
1 / 51
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Zwaartekracht en druk

Slide 1 - Slide

Zwaartekracht en druk
Bedenk wat het nut is 
van dit dopje.

Slide 2 - Slide

Nut van dit dopje?
A
Esthetisch
B
Beschermen van graszoden
C
Druk verlagen
D
Kracht verhogen

Slide 3 - Quiz

Leerdoelen:
Je leert
  • aangeven dat de zwaartekracht op afstand werkt;
  • uitrekenen hoe groot de zwaartekracht op een voorwerp is;
  • luchtweerstand en zwaartekracht
  • uitleggen hoe druk, kracht en oppervlakte samenhangen;
  • voorbeelden noemen waarbij een grote druk of kleine druk gewenst is.

Slide 4 - Slide

Zwaartekracht en gewicht
Het gewicht is de kracht van een voorwerp op zijn ondersteuning en wordt uitgedrukt in Newton.

Als het voorwerp ondersteund wordt geldt:
zwaartekracht = gewicht        (Fz = m . g    =    G)
Let op: massa is in kg, gewicht en zwaartekracht in N

Slide 5 - Slide

Wat is de eenheid van kracht?
A
Newton
B
Kilogram
C
Newton per vierkante meter
D
Watt

Slide 6 - Quiz

Voorbeeld
De cementbak heeft een massa
van 500 kg. Bereken het gewicht dat aan de kabel trekt.

Slide 7 - Slide

Antwoord
Gegeven:  m = 500 kg,  g = 10 N/kg
Gevraagd:   G = ? N
Formule: G = m . g
Berekening: G = 500 . 10 = 5000 N

Antwoord: Het gewicht dat aan de kabel trekt is 5000 N

Slide 8 - Slide

Zwaartepunt
Het punt ten opzichte waarvan de massa van dat object in evenwicht is

Slide 9 - Slide

Zwaartepunt
Waar ligt het zwaartepunt van dit figuur?
1
2

Slide 10 - Slide

Steunvlak
a - situatie is stabiel


Slide 11 - Slide

Steunvlak
a - situatie is stabiel

b- blok valt niet om

Slide 12 - Slide

Steunvlak
a - situatie is stabiel

b- blok valt niet om

c- blok valt om

Slide 13 - Slide

Wat is het grondvlak/ steunpunten van mannetjes?
Waarom valt de rechter man niet om?

Slide 14 - Open question

Hiernaast drie balken die rechtop
staan. Welke balk(en) staat/staan
stabiel?
(Links Midden Rechts)
A
Alleen de linker balk.
B
De linker en de middelste balk.
C
Alle drie de balken.
D
Alleen de rechter balk.

Slide 15 - Quiz

Wat weet je nog
over druk?

Slide 16 - Mind map

DRUK
Druk is de kracht die een voorwerp op een bepaald oppervlak uitoefent. 

Slide 17 - Slide

Wat is de eenheid van druk?
A
Newton
B
Kilogram
C
Newton per vierkante meter
D
Watt

Slide 18 - Quiz

Hoe bereken je de druk
A
oppervlakte x massa
B
oppervlakte x kracht
C
massa : oppervlakte
D
kracht : oppervlakte

Slide 19 - Quiz

Druk in de praktijk: 
Wie van deze twee heeft 
de grootste druk op de 
ondergrond?

Slide 20 - Slide

Verschil tussen kracht en druk?
Een kracht oefen je uit op een voorwerp. 
De kracht wordt uitgedrukt in Newton.


Druk is de kracht die een voorwerp uitoefent op een oppervlakte.

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Druk



p: druk in (N/m2 of N/cm2 
F: kracht (N)
A: oppervlakte (m2 of cm2 
p=AF
p  AF

Slide 23 - Slide

Even oefenen
Nanja duwt met haar vinger op een ruit. De kracht op de ruit bedraagt 0,68 N. Deze kracht werkt op een oppervlakte van 1,8 cm2 .
Bereken de druk op de ruit.

Slide 24 - Slide

Even oefenen
G: F = 0,68 N,     A = 1,8 cm2 
G: p = ? N/cm2 

F: 

B: 

A: de druk is 0,38 N/cm2 
p=AF
p=1,80,68=0,38

Slide 25 - Slide

Even oefenen
Een baksteen ligt op het strand. De kracht op het zand is 20 N.
De druk onder de baksteen bedraagt 0,011 N/cm2.
Bereken de oppervlakte van de onderkant van de baksteen.

Slide 26 - Slide

Even oefenen
G: F = 20 N,     p = 0,011 N/cm2 
G: A = ? cm2 

F: 

B: 

A: het oppervlak van de steen is 1818 cm2 
p=AF
A=0,01120=1818
A=pF

Slide 27 - Slide

Proefje: papier laten vallen
  • Ik laat het vel papier en het boek tegelijk vallen, wat denk je dat er gebeurt?

  • Wat denk je dat er gebeurt als ik het papier op het boek leg en ze samen laat vallen?

  • Hoe denk je dat dit komt?
  • Het boek is zwaarder en kan daardoor de lucht beter 'wegduwen'

  • Wat zou er op de maan gebeuren als ik het vel papier en boek tegelijk zou laten vallen?
  • Op de maan is geen lucht, er is dan sprake van een 'vrije val'; ze vallen dan even snel

Slide 28 - Slide

Luchtweerstand

Slide 29 - Slide

Valbeweging met luchtweerstand

Slide 30 - Slide

Bij fietsen bij constante snelheid is de nettokracht altijd.....

Slide 31 - Open question

Waarom moet je bij een grotere constante snelheid harder trappen?

Slide 32 - Open question

Als je in de ruimte zou kunnen fietsen, moet je dan ook blijven trappen om een constante snelheid te fietsen?

Slide 33 - Open question

Van waar komt die weerstand?
Is er een verschil bij ...
  • Water?
  • Olie?
  • Lucht?
  • In de ruimte?

Slide 34 - Slide

Water geeft een grotere weerstand dan lucht

Slide 35 - Slide

De rolwrijving en maximale
wrijving zijn evenredig met ...
A
De snelheid
B
De snelheid in het kwadraat
C
De massa
D
Geen van bovenstaande

Slide 36 - Quiz

De luchtwrijving is evenredig
met ...
A
De snelheid
B
De snelheid in het kwadraat
C
De massa
D
Geen van bovenstaande

Slide 37 - Quiz

Wat als we de weerstand 'weg' nemen?
Is er een verschil bij ...
  • Water?
  • Olie?
  • Lucht?
  • In de ruimte?

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Video

Kracht en Druk
Druk = kracht uitgeoefend op een oppervlakte

Druk verlagen, hoe?
Druk verhogen, hoe?

Geef bij elk een voorbeeld uit de praktijk.

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Slide

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Slide

Slide 44 - Slide

Druk in de praktijk: 
Wie van deze twee oefent
de grootste druk op de 
ondergrond uit?

Slide 45 - Slide

Olifant
 Een mannetjesolifant weegt ongeveer 5000 kg.
De oppervlakte van een poot is 0,025 m².

 Hoe groot is de zwaartekracht die de olifant uitoefent?
Hoeveel oppervlakte hebben 4 poten samen?

Hoe groot is nu de druk: ?

Slide 46 - Slide

Angelina Jolie
 Angelina weegt ongeveer 60 kg.
De oppervlakte van een hak is 0,0001 m².

 Hoe groot is de zwaartekracht die Angelina uitoefent?
 Hoeveel oppervlakte hebben beide naaldhakken?

Hoe groot is nu de druk: ?

Slide 47 - Slide

Wie o Wie?

Olifant:


Angelina: 
p=AF=250  450.000=50cm2N
p=AF=1  2600=300cm2N

Slide 48 - Slide

Wat weet je al???

Slide 49 - Slide

Je kunt ...
  • aangeven dat de zwaartekracht op afstand werkt;
  • uitrekenen hoe groot de zwaartekracht op een voorwerp is;
  • luchtweerstand en zwaartekracht
  • uitleggen hoe druk, kracht en oppervlakte samenhangen;
  • voorbeelden noemen waarbij een grote druk of kleine druk gewenst is.

Slide 50 - Slide

Ja, dat kan ik!
😒🙁😐🙂😃

Slide 51 - Poll