What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
1.22 Klare Taal grammatica
Klare Taal grammatica
les 28 blz. 101-108
1 / 87
next
Slide 1:
Slide
This lesson contains
87 slides
, with
text slides
and
1 video
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Klare Taal grammatica
les 28 blz. 101-108
Slide 1 - Slide
Voltooide tijd
Slide 2 - Slide
voltooide tijd
Slide 3 - Slide
Voltooide tijd
herhalen
en
oefenen
Slide 4 - Slide
Voltooide tijd
met
hebben
&
zijn
Praten over vroeger.
Voltooide tijd:
voltooid deelwoord
+
hebben
+
zijn
Ik
ben
vorige week
ge
trouw
d
We
hebben
snel
ge
fiets
t
.
wie/wat
hebben
de rest
voltooid deelwoord
1 2 3 4
Slide 5 - Slide
Voltooide tijd
met
hebben
&
zijn
Praten over vroeger.
Voltooide tijd:
voltooid deelwoord
+
hebben
We
hebben
snel
ge
fiets
t
.
wie/wat
hebben
de rest
voltooid deelwoord
1 2 3 4
Voltooid deelwoord :
ge
fiets
t
->
ge
+ ik-vorm +
d
of
t
Slide 6 - Slide
Voltooide tijd
Voltooid deelwoord :
ge
fiets
t
->
ge
+ ik-vorm +
d
of
t
Kijk naar de laatste letter : s,f,t,k,ch,p ->
t
softketchup
andere ->
d
ik-vorm
knippen knip
ge
- knip-
t
maken maak
ge
- maak-
t
vieren vier
ge
- vier-
d
Slide 7 - Slide
Voltooide tijd
met
hebben
Voltooid deelwoord :
ge
fiets
t
->
ge
+ ik-vorm +
d
of
t
Kijk naar de laatste letter : s,f,t,k,ch,p ->
t
softketchup
andere ->
d
ik-vorm
l
even leef
ge
- leef -
reizen reis
ge
- reis-
zetten
zet
ge
- zet-
Slide 8 - Slide
geen
ge-
Ik
her
haal de zinnen.
Wij
be
stellen een pizza.
Hij
ver
telt de kinderen een verhaal.
her
halen Ik
heb
herhaal+
d
be
stellen Hij
heeft
bestel+
d
ge
bruiken Zij
heeft
gebruik+
t
ver
tellen Wij
hebben
vertel+
d
ont
dekken Ik
heb
iets ontdek+
t
scheidbare werkwoorden
ge-
tussen de woorden
Ik
haal
morgen mijn laptop
op
.
Wij
vragen
een OV-kaart
aan
.
De docent
legt
de som
uit
.
op
+halen Ik
heb
op
ge
haal+
d
aan
+vragen Zij
heeft
aan
ge
vraag+
d
uit
+leggen Wij
hebben
uit
ge
leg+
d
Slide 9 - Slide
heeft
ge
kregen. (
voltooide tijd
)
denken Ik
heb
aan je g
e
dacht.
eten Hij
heeft
gisteren een pizza
ge
geten.
krijgen Wij
hebben
veel cadeaus
ge
kregen.
Geen regel
+ onregelmatig in de voltooide tijd (voltooid deelwoord)
Zie lijst !
Slide 10 - Slide
zijn
ge
trouw
d
(
voltooide tijd
)
Vaak gebruik je in de voltooide tijd
hebben
Mijn oom en tante
hebben
in Purmerend
ge
woon
d
.
Soms moet je
zijn
gebruiken.
Mahmoud
is
ge
stop
t
met roken.
Wanneer gebruik je
hebben
en wanneer gebruik je
zijn
?
Dat moet je uit je hoofd leren!
Slide 11 - Slide
Voltooid deelwoord
+
zijn
beginnen
blijven gaan
gebeuren
groeien
komen
lukken
overlijden
scheiden
slagen
stoppen
trouwen
vallen
vertrekken
wennen
worden
zakken
zijn
Slide 12 - Slide
Oefenen
Slide 13 - Slide
Denk je dat je nu voldoende weet over het
voltooid deelwoord
?
Slide 14 - Slide
Welke smiley vind jij het best passen bij deze les?
Waarom
?
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Klare Taal grammatica
les 1 blz. 9-12
Slide 17 - Slide
woord- letter- zin
herhalen
en
oefenen
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Video
Oefenen
Slide 21 - Slide
Denk je dat je nu voldoende weet over
zinnen, woorden, en letters
?
Slide 22 - Slide
Welke smiley vind jij het best passen bij deze les?
Waarom
?
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Slide
Klare Taal grammatica
Werkwoorden
les 2,4,9,10,11,24,26 en 37
Slide 25 - Slide
Klare Taal grammatica
Werkwoorden
les 2
blz. 13-16 &
les 4
blz. 20-22
Slide 26 - Slide
werkwoorden
herhalen
en
oefenen
Slide 27 - Slide
letter , woord zin
letters
: a,b,c,d,e,f,g,h,i,j,k,l,m,n,o,p,q,r,s,t,u,v,w,x,y,z
klinkers
:
a,e,i,o,u
woord
: naam, hebben, woon, Nederland, ik, in
zin
:
I
k woon in Nederland
.
Slide 28 - Slide
zinnen maken ( hoofdzin)
Wie?
( de persoon) +
werkwoord
staat
op de tweede plaats.
I
k kom
.
W
e zingen
.
D
e leerlingen schrijven
.
Z
ij leest
.
1
2
3
wie/wat
werkwoord
rest ( wanneer, waar, wat)
Slide 29 - Slide
regelmatige werkwoorden
enkelvoud
ik drink ik-vorm
jij/je drink
t
ik-vorm
+ t
u drink
t
ik-vorm
+t
hij drink
t
ik-vorm
+t
zij/ze drink
t
ik-vorm
+t
meervoud
wij/we drink
en
ik- vorm
+en
(hele ww)
jullie drink
en
ik-vorm
+en
(hele ww)
zij drink
en
ik-vorm
+en
(hele ww)
hele werkwoord
De persoon
+
werkwoord
Wie?
+
werkwoord
Slide 30 - Slide
Oefenen
Slide 31 - Slide
Denk je dat je nu voldoende weet over
de persoon + het werkwoord
?
Slide 32 - Slide
Welke smiley vind jij het best passen bij deze les?
Waarom
?
Slide 33 - Slide
Slide 34 - Slide
Klare Taal grammatica
Werkwoorden
les
2,4
,9,10,11,24,26 en 37
Slide 35 - Slide
Klare Taal grammatica
Werkwoorden
les 9 &10
blz. 36-43 &
les 11
blz. 44-46
Slide 36 - Slide
werkwoorden
herhalen
en
oefenen
Slide 37 - Slide
regelmatige werkwoorden
enkelvoud
ik drink ik-vorm
jij/je drink
t
ik-vorm
+ t
u drink
t
ik-vorm
+t
hij drink
t
ik-vorm
+t
zij/ze drink
t
ik-vorm
+t
meervoud
wij/we drink
en
ik- vorm
+en
(hele ww)
jullie drink
en
ik-vorm
+en
(hele ww)
zij drink
en
ik-vorm
+en
(hele ww)
hele werkwoord
De persoon
+
werkwoord
Wie?
+
werkwoord
Slide 38 - Slide
Werkwoorden
I
k
loop
morgen naar school
.
D
e man
drinkt
een kopje koffie
.
Z
ij
is
een meisje
.
Ik
heb
een fiets.
- De persoon
Wie?
-
werkwoord
staat op de tweede plaats
- werkwoord
is
een woord dat aangeeft wat iets of iemand doet
-
hebben
en
zijn ( werkwoorden)
Slide 39 - Slide
regelmatige werkwoorden
met een korte klank
zeg
g
en
ik zeg ik-vorm
jij/je zeg
t
ik-vorm
+ t
u zeg
t
ik-vorm
+t
hij zeg
t
ik-vorm
+t
zij/ze zeg
t
ik-vorm
+t
wij/we zeg
g
en
ik- vorm
+en
(hele ww)
jullie zeg
g
en
ik-vorm
+en
(hele ww)
zij zeg
g
en
ik-vorm
+en
(hele ww)
hele werkwoord
korte klank:
sp
e
l- spellen
zit- z
i
tten
beg
i
n- beginnen
kam- kammen
tel- tellen
rem- remmen
stop-stoppen
bak-bakken
Slide 40 - Slide
regelmatige werkwoorden
met een lange klank
wo
o
n
en
ik woon ik-vorm
jij/je woon
t
ik-vorm
+ t
u woon
t
ik-vorm
+t
hij woon
t
ik-vorm
+t
zij/ze woon
t
ik-vorm
+t
wij/we wo
o
n
en
ik- vorm
+en
(hele ww)
jullie wo
o
n
en
ik-vorm
+en
(hele ww)
zij wo
o
n
en
ik-vorm
+en
(hele ww)
hele werkwoord
regelmatige werkwoorden
lange klank
spr
ee
k- spr
e
ken
maak- maken
leer- leren
woon- wonen
kook-koken
wek-wekken
huur-huren
Slide 41 - Slide
regelmatige werkwoorden
werkwoorden met
v
f
schrij
v
en
ik schrijf ik-vorm
jij/je schrijf
t
ik-vorm
+ t
u schrijf
t
ik-vorm
+t
hij schrijf
t
ik-vorm
+t
zij/ze schrijf
t
ik-vorm
+t
wij/we schrij
v
en
ik- vorm
+en
(hele ww)
jullie schrij
v
en
ik-vorm
+en
(hele ww)
zij schrij
v
en
ik-vorm
+en
(hele ww)
hele werkwoord
regelmatige werkwoorden
(woordenlijst 2.13)
gee
f
- ge
v
en
durf-durven
beloof- beloven
leef-leven
Slide 42 - Slide
regelmatige werkwoorden
werkwoorden met
z
s
kie
z
en
ik kies ik-vorm
jij/je kies
t
ik-vorm
+ t
u kies
t
ik-vorm
+t
hij kies
t
ik-vorm
+t
zij/ze kies
t
ik-vorm
+t
wij/we kie
z
en
ik- vorm
+en
(hele ww)
jullie kie
z
en
ik-vorm
+en
(hele ww)
zij kie
z
en
ik-vorm
+en
(hele ww)
hele werkwoord
regelmatige werkwoorden
(woordenlijst 2.13)
lee
s
- le
z
en
nies-niezen
verhuis- verhuizen
reis-reizen
Slide 43 - Slide
zijn -
onregelmatig
Ik
ben
Mohamad.
Jij
bent
Maria.
Ben
jij Maria?
U
bent
mevrouw de Vries.
Hij
is
een jongen.
Zij
is
een meisje.
Het
is
een fiets.
Wij
zijn
Mohamad en Maria.
Jullie
zijn
leerlingen.
Zij
zijn
oma en opa.
hebben
-
onregelmatig
Ik
heb
een fiets.
Jij
hebt
een fiets.
Heb
jij een fiets?
U
hebt
een auto.
U
heeft
een auto.
Hij
heeft
een scooter.
Zij
heeft
een motorfiets.
Wij
hebben
een fiets.
Zij
hebben
een auto.
Jullie
hebben
een fiets.
Slide 44 - Slide
Oefenen
Slide 45 - Slide
Denk je dat je nu voldoende weet over
de werkwoorden in de tegenwoordige tijd
?
Slide 46 - Slide
Welke smiley vind jij het best passen bij deze les?
Waarom
?
Slide 47 - Slide
Slide 48 - Slide
Klare Taal grammatica
Werkwoorden
les
2,4
,
9,10,11
,24,26 en 37
Slide 49 - Slide
Klare Taal grammatica
Werkwoorden
les 24
blz. 90-92
Slide 50 - Slide
werkwoorden
herhalen
en
oefenen
Slide 51 - Slide
regelmatige werkwoorden
enkelvoud
ik drink ik-vorm
jij/je drink
t
ik-vorm
+ t
u drink
t
ik-vorm
+t
hij drink
t
ik-vorm
+t
zij/ze drink
t
ik-vorm
+t
meervoud
wij/we drink
en
ik- vorm
+en
(hele ww)
jullie drink
en
ik-vorm
+en
(hele ww)
zij drink
en
ik-vorm
+en
(hele ww)
hele werkwoord
De persoon
+
werkwoord
Wie?
+
werkwoord
korte klank:
spel- spellen
lange klank:
spreek- spreken
f/v :
durf-durven
s/z:
reis-reizen
hebben
zijn
Slide 52 - Slide
komen -
onregelmatig
Ik
kom
naar huis.
Jij
komt
naar huis.
kom
jij naar huis?
U
komt
naar huis.
Hij
komt
naar huis.
Zij
komt
naar huis.
Wij
komen
naar huis.
Jullie
komen
naar huis.
Zij
komen
naar huis.
gaan -
onregelmatig
Ik
ga
naar school.
Jij
gaat
naar school.
Ga
jij naar school?
U
gaat
naar school.
Hij
gaat
naar school.
Zij
gaat
op de motorfiets.
Wij
gaan
op een fiets.
Zij
gaan
met een auto.
Jullie
gaan
op een fiets.
Slide 53 - Slide
onregelmatige werkwoorden
Uit je hoofd leren!
staan -
onregelmatig
Ik
sta
voor de school.
Jij
staat
voor de school.
sta
jij voor de school?
U
staat
voor de school.
Hij
staat
voor de school.
Zij
staat
voor de school.
Wij
staan
voor de school.
Zij
staan
voor de school.
Jullie
staan
voor de school.
Slide 54 - Slide
Onregelmatig werkwoord
willen
enkelvoud meervoud
ik
wil
wij
willen
jij
wil/wil
t
jullie
willen
wil
jij
?
zij
willen
u
wil/wil
t
wil
t
u
?
hij
wil
zij
wil
Slide 55 - Slide
Onregelmatig werkwoord
moeten
enkelvoud meervoud
ik
moet
wij
moeten
jij
moet
jullie
moeten
moet
jij
?
zij
moeten
u
moet
moet
u
?
hij
moet
zij
moet
Slide 56 - Slide
Onregelmatig werkwoord
mogen
enkelvoud
mogen
meervoud
ik
mag
wij
mogen
jij
mag
jullie
mogen
mag
jij
?
zij
mogen
u
mag
hij
mag
zij
mag
Slide 57 - Slide
Onregelmatig werkwoord
zullen
enkelvoud
zullen
meervoud
ik
zal
wij
zullen
jij
zal
jullie
zullen
zal
jij
?
zij
zullen
u
zal/zul
t
zal
u
?
hij
zal
zij
zal
Slide 58 - Slide
Onregelmatig werkwoord
kunnen
enkelvoud
Kunnen
meervoud
ik
kan
wij
kunnen
jij
kan/kun
t
jullie
kunnen
kan/kun
jij
?
zij
kunnen
u
kan/kun
t
kun
t
u
?
hij
kan
zij
kan
Slide 59 - Slide
regelmatige werkwoorden
luisteren
begrijpen
spe
ll
en
w
o
o
nen
schrij
v
en
le
z
en
______________________
ik-vorm
ik-vorm +
t
ik-vorm+
en
Hij
drinkt
elke ochtend thee.
Wij
schrijven
elke dag een brief.
on
regelmatige werkwoorden
komen
willen
mogen
kunnen
zullen
moeten
uit je hoofd leren !!!!
Meestal nog een ander werkwoord in de zin
Ik
wil
een goed cijfer
krijgen
.
Je
moet
huiswerk
maken
.
(hele werkwoord)
Slide 60 - Slide
Oefenen
Slide 61 - Slide
Denk je dat je nu voldoende weet over
de onregelmatige werkwoorden in de tegenwoordige tijd
?
Slide 62 - Slide
Welke smiley vind jij het best passen bij deze les?
Waarom
?
Slide 63 - Slide
Slide 64 - Slide
Klare Taal grammatica
Werkwoorden
les
2,4
,
9,10,11
,
24
,26 en 37
Slide 65 - Slide
Klare Taal grammatica
Werkwoorden
les 26
blz. 97-100
Slide 66 - Slide
werkwoorden
herhalen
en
oefenen
Slide 67 - Slide
ik drink, jij drink
t
, wij drink
en
Tegenwoordige tijd
Hele werkwoord
ik-vorm
werk
en
ik
werk
jij/hij/zij/het
werk
t
(Soms moet je het woord anders schrijven)
pakk
en
pak pak
t
mak
en
maak maak
t
blijv
en
blijf blijf
t
kiez
en
kies kies
t
Slide 68 - Slide
Dat
zoek
ik
op
(opzoeken)
scheidbare werkwoorden
Tegenwoordige tijd
scheidbare werkwoorden :
werkwoord +
extra woordje
Scheidbaar werkwoord extra woordje + werkwoord
op
zoeken
op
zoeken
in
stappen
in
stappen
samen
werken
samen
werken
Slide 69 - Slide
Dat
zoek
ik
op
(opzoeken)
scheidbare werkwoorden
Scheidbaar werkwoord
extra woordje + werkwoord
opzoeken
op
zoeken
In een zin:
eerst
werkwoord
en
extra woordje
aan het einde van de zin
Emma
zoekt
de woorden
op
.
In een zin met twee werkwoorden:
Wil
jij dat voor mij
opzoeken
? helemaal aan het eind van de zin
Hij
probeert
het woord
op
te
zoeken.
te
tussen de 2 woorden
Slide 70 - Slide
Oefenen
Slide 71 - Slide
Denk je dat je nu voldoende weet over
scheidbare werkwoorden
?
Slide 72 - Slide
Welke smiley vind jij het best passen bij deze les?
Waarom
?
Slide 73 - Slide
create.kahoot.it
Slide 74 - Link
create.kahoot.it
Slide 75 - Link
Slide 76 - Slide
Klare Taal grammatica
Werkwoorden
les
2,4
,
9,10,11
,
24
,
26
en 37
Slide 77 - Slide
Klare Taal grammatica
Werkwoorden
les 37
blz. 140-143
Slide 78 - Slide
werkwoorden
herhalen
en
oefenen
Slide 79 - Slide
Bilal
scheert
zich
Wie?
Jij
zwemt
vaak in het zwembad.
Ik
zwem
vak in het zwembad.
Wij
zwemmen
vaak in het zwembad.
Sommige
werkwoorden
krijgen een extra woordje
zich
Het woordje verandert met
het onderwerp
van de zin
Bilal
scheert
zich
.
Ik
scheer
me.
Wij
scheren
ons
.
De mannen
scheren
zich
elke dag.
Slide 80 - Slide
De regel:
ik scheer
me
ik-vorm
jij scheert
je
hij/zij scheert
zich
wij scheren
ons
jullie scheren
je
hele werkwoord.
zij scheren
zich
Ik
schaam
mij/me
heel erg.
achter het 1e werkwoord
Schaam
ik
me/mij
heel erg?
achter de persoon
Slide 81 - Slide
Oefenen
Slide 82 - Slide
Denk je dat je nu voldoende weet over
wederkerende werkwoorden
?
Slide 83 - Slide
Welke smiley vind jij het best passen bij deze les?
Waarom
?
Slide 84 - Slide
create.kahoot.it
Slide 85 - Link
create.kahoot.it
Slide 86 - Link
Slide 87 - Slide
More lessons like this
1. zinnen maken & werkwoorden TC A1
February 2025
- Lesson with
41 slides
NT2
ISK
1. zinnen maken & werkwoorden TC A1
September 2024
- Lesson with
47 slides
NT2
ISK
A1 herhaling en TC 3.7
June 2023
- Lesson with
35 slides
NT2
MBO
Studiejaar 2
Talent 3,8 Voltooid deelwoord van ww
November 2023
- Lesson with
44 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo
Leerjaar 2,3
De spelling van de werkwoorden
May 2024
- Lesson with
38 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
gramm tegenwoordige tijd
December 2024
- Lesson with
19 slides
Oefenen grammatica
February 2022
- Lesson with
20 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
groep 7 werkwoordcito oefenen
January 2025
- Lesson with
35 slides
nederlands
Primary Education