vergelijkingen oplossen met grafieken

Vergelijkingen oplossen met één grafiek.
1 / 18
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Vergelijkingen oplossen met één grafiek.

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Wat is dit voor een grafiek?
A
Gebogen grafiek
B
Horizontale grafiek
C
Lineaire grafiek (= rechte lijn)

Slide 3 - Quiz

wat hoort bij elkaar?
formule
tabel
grafiek

Slide 4 - Drag question

Zelf oefenen!!
uitleg
Mart verdient € 274 dus zijn inkomsten zijn € 274. Dit vul ik in de formule in op de juiste plek, dus:
274 = 2 + 8t

bij een formule heb ik links een onbekende (ook wel variabele genoemd) en rechts een letter (in dit geval een t)
Elke keer als ik een andere waarde invul voor t krijg ik een andere uitkomst.
Antwoord
274 = 2 + 8t

Slide 5 - Slide

Zelf oefenen!!
stappenplan
Antwoord
Los dit op met een grafiek

Slide 6 - Slide

Doe het nu alleen
stappenplan
Marion werkt in een bloemenshop. Bij haar inkomsten hoort de vergelijking: 12 + 6,60t = 229,80
Hoeveel uur heeft zij gewerkt? (ofwel voor welke t klopt deze vergelijking?)
Los dit op met een grafiek

Slide 7 - Slide

maak een foto van je uitwerking van de vorige opgave
en stuur deze als foto mee.

Slide 8 - Open question

oplossing vorige vraag

Slide 9 - Slide

Vergelijkingen oplossen met twee grafieken.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Coordinaten berekenen v.e. snijpunt
Als twee lijnen elkaar snijden in een grafiek dan houdt dit in dat de formules bij het snijpunt GELIJK AAN ELKAAR ZIJN.

Slide 12 - Slide

Voorbeeld
Suzanne heeft een baantje in een kledingzaak en Elmar werkt in een supermarkt.
Hiernaast zie je beide formules van hun inkomsten getekend.
In het snijpunt van de lijnen verdienen ze precies evenveel.
Zie jij na hoeveel uur dit is?
Antwoord
Inderdaad na 4 uur en dan hebben ze allebei €25 verdiend

Slide 13 - Slide

Voorbeeld


Wanneer verdienen ze hetzelfde?
Je stelt nu een vergelijking op door de twee formules aan elkaar gelijk te stellen.

5 + 5t = 13 + 3t
Voor welke t geldt deze vergelijking?


Antwoord

Slide 14 - Slide

Teken de grafiek bij de formule hoogte boom = 1 + 0,5t
t = tijd in jaar
Maak beide assen 10 cm lang en neem stapjes van 1 per hokje. Maak een foto van je uitwerking.
Laat zien in je grafiek na hoeveel jaar de boom 9 meter hoog is.

Slide 15 - Open question

Bart en Tom zijn tweelingbroers.
Bart groeit volgens de formule: lengte in cm = 50 + 4t
Tom groeit volgens de formule: lengte in cm = 55 + 3t
Na een tijdje zijn de broers even lang. Welke vergelijking hoort daarbij?

Slide 16 - Open question

Bart en Tom zijn tweelingbroers.
Bart groeit volgens de formule: lengte in cm = 50 + 4t
Tom groeit volgens de formule: lengte in cm = 55 + 3t
Laat zien in de grafieken bij welke t Bart en Tom evenleng zijn.
Werk het uit op papier en lever het in met een foto.

Slide 17 - Open question

Los op met de balansmethode:
50 + 4t = 55 + 3t
(Stuur je berekening met een foto)

Slide 18 - Open question