Unité 3: VOCA + HH aimer, détester etc... Start parler (15 mei, 1F)

La question du jour :
C'est quel jour aujourd'hui?
Tijdens het liedje: prends ton livre, ton cahier et un stylo.....
1 / 25
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

La question du jour :
C'est quel jour aujourd'hui?
Tijdens het liedje: prends ton livre, ton cahier et un stylo.....

Slide 1 - Slide

Les questions du jour :
C'est quel jour aujourd'hui?



Slide 2 - Slide

Unité 3: Après les cours

Les buts du jour:
> Je kent steeds beter de woordjes van Unité 3
> Je kent de werkwoorden aimer, détester, adorer en préférer en weet wat er bijzonder aan is en wat je ermee moet doen.

Menu du jour:

> Vocabulaire + huiswerkcheck
> HH 'grammaire II'
> Travailler
> Menu au choix



Quizlet 





Slide 3 - Slide

Zinnen maken + interview vragen
                    
Leren apprendre 1+2+4+6 (pg.100/101) = ZS







timer
10:00

Slide 4 - Slide

Aimer, adorer, détester, préférer + le, la, l' & les

een hekel hebben aan   = détester 
dol zijn op                           = adorer
liever hebben                   = préférer
houden van                       = aimer

Slide 5 - Slide

Aimer, adorer, préférer, détester + le, la, l' & les
  • Na de regelmatige werkwoorden adorer, aimer, détester en préférer gebruik je in het Frans meestal le, la, l' of les
  • In het Nederlands gebruik je hier géén lidwoord!
Voorbeeld: 
Mijn ouders zijn dol op tennis       
Mes parents adorent le tennis. 

Slide 6 - Slide

A. Adorer
B. Détester
C. Aimer
D. Préferer
Apprendre 5 | Aimer, détester, adorer & préférer
Houden van
Liever hebben/voorkeur geven aan
Dol zijn op
Een hekel hebben aan

Slide 7 - Drag question

Slide 8 - Link

Is er iets bijzonders aan de werkwoorden aimer, adorer, préférer en détester?
A
Nee
B
Weet ik veel
C
Ja
D
Zal mij niks verbazen

Slide 9 - Quiz

Na de werkwoorden adorer,aimer, détester en préférer gebruik je in het Frans .......
A
le, de, da, des
B
les
C
le, la, l' of les
D
l'

Slide 10 - Quiz

Is dit vrai ou faux?
Je préfère musique!
Vrai
Faux

Slide 11 - Poll

Welke zin is juist?
A
Elle préfère le bus
B
Elle préfère l'bus

Slide 12 - Quiz

Vul de goede vorm in: Le - La - L' - Les
  1. Tu aimes ........ français?
  2. Claire déteste  ..............  histoire.
  3. On déteste ......... maths.
  4. J'adore ....... biologie.

Slide 13 - Slide

Ik heb liever taart. =
A
Je préfère gâteau.
B
Je préfère le gâteau.
C
Je préfères le gâteau.
D
Il préfère le gâteau.

Slide 14 - Quiz

Zij hebben een hekel aan geschiedenis. =
A
Elle déteste l'histoire.
B
Ils detestent l'histoire.
C
Ils détestent l'histoire.
D
Ils détestent histoire.

Slide 15 - Quiz

Hoe zeg je:
Wij zijn dol op voetbal
A
nous adorons le foot
B
nous adorons foot
C
nous sommes adorons le foot
D
nous adorons à foot

Slide 16 - Quiz

Hoe zeg je :
Mark en Paul ,zij hebben een hekel aan pizza
A
Ils détestent pizza
B
Ils détestent à pizza
C
Ils détestent la pizza
D
Ils ont détestent la pizza

Slide 17 - Quiz

Hoe zeg je:
Zij is dol op dansen
A
Elle adore danse
B
Elle adore la danse
C
Elle est adore la danse
D
Elle est adore à la danse

Slide 18 - Quiz

Hoe zeg je:
Meneer Dupont is dol op bier.
A
M Dupont adore la bierre
B
M Dupont est adore la bierre
C
M Dupont est adore bierre
D
M Dupont adore bierre

Slide 19 - Quiz

Hoe zeg je:
Heb jij een hekel aan koekjes?
A
Tu détestes gâteaux?
B
Tu as détestes les gâteaux?
C
Tu as détestes gâteaux?
D
Tu détestes les gâteaux?

Slide 20 - Quiz

Ik begrijp dit !
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll

Au travail !

1. exercice 18+20 (pg. 93/94)                      

2. Nakijken exercice 16 C, D + 18 + 20





Aide ? Hulp?
1. Kijk de uitleg in Teams. 2. Vraag je buur. 3. Vraag je docent

timer
10:00
Klaar? 
Menu au choix:
1. maken 8G+8H  
2. maken 16G+H
ONLINE (=menu au choix)


Slide 22 - Slide


Les devoirs pour 19 mai

Faire (maken): 
Oefenen op verbuga.eu en wordwall met ww-er
Afmaken exercice 18 + 20


Apprendre (leren): 
vocabulaire apprendre 1+2+4+6 page 100+101

Slide 23 - Slide

Vocabulaire
trois tours - 1 minute

4 leerlingen per keer

Wie gaat vandaag voor de eer?
timer
1:00

Slide 24 - Slide

C'est la fin

Slide 25 - Slide