Lesson Two Theme 5

1 / 30
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

  • Taking the register (roll call)
  • What do you need?
  • Looking ahead
  • Learning goals
  • Warm up
  • Let's get down to work (exercises)
  • Homework

Slide 3 - Slide

Looking ahead grammar
  • to be (past simple)
  • past simple
  • plural
  • could / couldn't
  • plaats van het bijwoord
  • 's or s'

Slide 4 - Slide

Looking ahead phrases
In deze unit leer je:
  • vragen naar of geven van informatie
  • iets beschrijven
  • vragen of iemand iets wil herhalen of langzamer wil praten
  • vragen hoe iets heet of wat iets betekend
  • vertellen over jezelf
  • een sport beschrijven
  • beginnen en eindigen van een presentatie

Slide 5 - Slide

iPad      workbook     notebook     pen          airpods
                       B                              and pencil

Slide 6 - Slide

  • Je kunt specifieke informatie vinden en begrijpen in eenvoudig, alledaags materiaal
  • Je kunt korte beschrijvende teksten over vertrouwnde onderwerpen begrijpen

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Name that sport!

Slide 9 - Mind map

Slide 10 - Slide

Name that sport!
  • American Football
  • basketball
  • football (AmE = soccer)
  • golf
  • baseball
  • ice hockey
  • badminton
  • tennis

Slide 11 - Slide

Reading

Slide 12 - Slide

Voor het lezen
Kijk naar ...
  • ... de titel
  • ... de opbouw van de tekst
  • ... tussenkopjes
  • ... plaatjes
  • ... dikgedrukte, schuingedrukte of onderstreepte woorden

Slide 13 - Slide

Voor het lezen
Kijk naar ...
    ... de titel
    ... de opbouw van de tekst
    ... tussenkopjes
    ... plaatjes
    ... dikgedrukte, schuingedrukte of onderstreepte woorden
    ... woorden in                        , andere kleur of
  • ... getallen, leestekens (!, ?, %, etc.) of opvallende zaken
ander lettertype
grootte

Slide 14 - Slide

Voor het lezen
Voordat je gaat lezen, ga je je eerst een beeld vormen van de tekst. Met wat voor soort tekst heb je te maken? Is het een advertentie, een ingezonden stuk, een artikel, enz?

Slide 15 - Slide

Manieren van lezen (1)
  • Skimmen: Je gaat de tekst snel lezen, omdat je ongeveer wilt weten waar de tekst over gaat. Je doet dat door naar opvallende stukjes te kijken en van iedere alinea de eerste en de laatste zin te lezen.

  • Bij een vraag over de hele tekst, ga je skimmen. Je gaat zoeken naar aanwijzingen voor het antwoord.

Slide 16 - Slide

Manieren van lezen (2)
  • Scannen: je moet zoeken naar bepaalde informatie. Als je dat gevonden hebt, hoef je de rest van de tekst niet te lezen.

  • Bij vragen naar bepaalde informatie, ga je scannen. Als de vraag bijvoorbeeld is hoeveel iets kost, ga je op zoek naar bedragen.

Slide 17 - Slide

Manieren van lezen (3)
  • Intensief lezen: Hierbij neem je de tekst woord voor woord, regel voor regel, door.

  • Als er in een vraag regelnummers gegeven worden, is het vaak de bedoeling dat je de gehele alinea intensief leest.

Slide 18 - Slide

Lesson 1: Reading

Look at: Ultimate Frisbee, page 50+51, Workbook B

          Let op: je kijkt alleen maar naar de tekst, je hoeft              de tekst dus nog niet te lezen!

Do: Exercise 4, page 52, Workbook B           

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Exercise 4 (page 52)
a   
  • 1. Tekst A: een advertentie voor Ultimate Frisbee-trainingen.
  • 2. Tekst B: een uitleg over de geschiedenis van Ultimate Frisbee en hoe je het moet spelen.
  • 3. Tekst C: een persoonlijk verhaal van een Ultimate Frisbee-speler.

b   
  • Ultimate frisbee
        

Slide 21 - Slide

Lesson 1: Reading

Read: Ultimate Frisbee, page 50+51, Workbook B


Do: Exercise 5, page 52, Workbook B           

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Exercise 5 (page 52)
  
  • 1. true
  • 2. false
  • 3. true
b   
  • 4. true
  • 5. false
c   
  • 6. false
  • 7. true
    


Slide 24 - Slide

Exercise 5 (page 52)
d   
  • 1. True – Op de poster staat mixed competition, dus jongens en meisjes samen.
  • 2. False – Op de poster staat non-contact, dus dat is een duidelijk verschil met
  •                    rugby en American football.
  • 3. True – De trainingen zijn op dinsdag en donderdag, dus twee keer per week.
  • 4. True – Twee teams van zeven spelers is veertien spelers.
  • 5. False – Er is bij Ultimate géén scheidsrechter. In de tekst staat: no referee.
  • 6. False – Over voetbal zegt Samantha: It wasn't really my game. Dus dat vond ze niet echt
  •                     leuk. Ultimate vond ze meteen heel erg leuk: I loved it immediately.
  • 7. True – Ze waren niet heel goed, maar wonnen uiteindelijk wel: we did win in the end.
        


    


Slide 25 - Slide

Lesson 1: Reading

Read: Ultimate Frisbee (text B), page 50, Workbook B


Do: Exercise 6, page 53, Workbook B           

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Exercise 6 (page 53)
  • 1. Studenten gooiden de metalen borden waarop de taarten lagen,    naar elkaar.
  • 2. Hij is makkelijker te vangen. (Hij was niet lichter!)
  • 3. Je kunt scoren door de frisbee te vangen in de eindzone.
  • 4. Je gooit de frisbee naar elkaar, in de richting van de eindzone. Als je hem vangt, mag je niet meer lopen, maar moet je gooien. Als je hem niet vangt, mag de tegenpartij hem pakken.
   


Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Thanks for your attention

Slide 30 - Slide