H1.4 Alles wordt duurder (deel 1)1

1 / 51
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Herhalen 1.3
Waaraan geef je je geld uit???
Soorten uitgaven:
  • Huishoudelijke uitgaven
de alledaagse uitgaven voor je huishouden. (dagelijkse uitgaven)
  • vaste lasten
de uitgaven die je met een vaste regelmaat moet betalen

  • incidentele uitgaven
meestal grote uitgaven die je niet zo vaak doet en niet met een vaste regelmaat
Vraag 30
blz 20

Slide 2 - Slide

herhalen 1.3
Voor de incidentele uitgaven kun je het beste geld reserveren
  • Geld opzij zetten waarvan je later bepaalde uitgaven kunt betalen

Slide 3 - Slide

Vraag 33
blz 33

Slide 4 - Slide

1.4 alles wordt duurder 
Koopkracht?
  • de hoeveelheid goederen en diensten die je met je inkomen kunt kopen
  • kun je altijd meer kopen als je inkomen stijgt????

Slide 5 - Slide

1.4 alles wordt duurder 
Inkomensstijging > prijsstijging
Koopkracht neemt toe
Inkomensstijging < prijsstijging
Koopkracht neemt af

Slide 6 - Slide

1.4 alles wordt duurder 
  • Stel, de prijzen stijgen met 2%
  • Wat gebeurt er dan met je koopkracht?
  • Vervolgens stijgt je loon met 4%
  • Wat gebeurt er dan met je koopkracht?

Slide 7 - Slide

1.4 alles wordt duurder 
  • Om vergelijkingen te kunnen maken, moet je stijgingen en dalingen in percentages kunnen berekenen.

Slide 8 - Slide

1.4 alles wordt duurder 
  • Om vergelijkingen te kunnen maken, moet je stijgingen en dalingen in percentages kunnen berekenen.
  • Procentuele verandering:

Slide 9 - Slide

1.4 alles wordt duurder (deel 1)
  • In 2000 kostte een brood gemiddeld €1,02. In 2016 kostte een brood gemiddeld €1,17.
  • Met hoeveeel procent is de prijs van brood toegenomen?

Slide 10 - Slide

1.4 alles wordt duurder 
  • In 2000 kostte een brood gemiddeld €1,02. In 2018 kostte een brood gemiddeld €1,16.
  • Met hoeveel procent is de prijs van brood toegenomen?
13,7%

Slide 11 - Slide

Zelf even aan het werk!
Ga nu zelf aan het werk met het maken van blz 22 en 23
Straks ga ik verder met het uitleg over de indexcijfers

Snap je een vraag niet lees hem nog een keer
Snap je hem dan nog niet sla je hem over en werk je door
Vragen stellen kan wanneer ik bij je langsloop
Ban je klaar met blz 22 en 23 ga je gewoon door met werken

Slide 12 - Slide

1.4 alles wordt duurder 
  • CBS = Centraal Bureau voor de statistiek
  • CBS verzameld allerlei gegevens 
  • Zij berekenen elke maand of prijzen dalen of stijgen

Slide 13 - Slide

1.4 alles wordt duurder 
  • CBS berekend:
  • Inflatie
  • een algemene stijging van de prijzen
  • Deflatie
  • een algemene daling van de prijzen

Slide 14 - Slide

1.4 alles wordt duurder 

Slide 15 - Slide

1.4 alles wordt duurder 
De inflatie is 2,5%
  • Het inkomen van Puck stijgt met 1,5%
  • Met hoeveel procent stijgt of daalt de koopkracht van Puck?

  • Het inkomen van Ariana stijgt met 3,5%
  • Met hoeveel procent stijgt of daalt de koopkracht van Ariana?

Slide 16 - Slide

1.4 alles wordt duurder 
  • Cijfers kun je vergelijken door te werken met indexcijfers
  • -> laat een procentuele verandering zien ten opzichte van een afgesproken periode (=het basisjaar).
  • Cijfers worden vergeleken t.o.v. een basisjaar. 
  • Het indexcijfer van het basisjaar is ALTIJD 100.

Slide 17 - Slide

1.4 alles wordt duurder 
Indexcijfer berekenen:

  • Met een formule
  • Met een verhoudingstabel

Slide 18 - Slide

1.4 alles wordt duurder 
Indexcijfer berekenen:

  • Met een formule
  • Met een verhoudingstabel
Indexcijfer=getal.basisjaarnieuw.getal100

Slide 19 - Slide

1.4 alles wordt duurder 
2015 is het basisjaar.
In 2018 zijn de lonen met 6% gestegen ten opzichte van 2015.
In 2018 is het indexcijfer van de prijzen 104.
Waat weet je nu?
  • In 2018 is het indexcijfer van de lonen 106
  • De koopkracht is gestegen
  • In 2018 is de stijging van de koopkracht 2%

Slide 20 - Slide

  • Wat is het basisjaar? Waarom?
  • Was er in 2016 sprake van inflatie of deflatie?
  • Is in 2017 de koopkracht gestegen of gedaald tov het basisjaar?
1.4 alles wordt duurder 

Slide 21 - Slide

1.4 alles wordt duurder 
  • Samen bereken we het indexcijfer van een doosje aardbeien in 2013
  • Bereken het indexcijfer van een doosje aardbeien in 2015 en 2016
  • Wat kun je met behulp van de indexcijfers vertellen over een bakje aardbeien?

Slide 22 - Slide

algemene prijsstijging woningmarkt 

Slide 23 - Slide

1.4 alles wordt duurder (deel 1)
Koopkracht?
  • de hoeveelheid goederen en diensten die je met je inkomen kunt kopen
  • kun je altijd meer kopen als je inkomen stijgt????

Slide 24 - Slide

1.4 alles wordt duurder (deel 1)
Inkomensstijging > prijsstijging
Koopkracht neemt toe
Inkomensstijging < prijsstijging
Koopkracht neemt af

Slide 25 - Slide

1.4 alles wordt duurder (deel 1)
  • Om vergelijkingen te kunnen maken, moet je stijgingen en dalingen in percentages kunnen berekenen.
  • Procentuele verandering:
oud(nieuwoud)100
waarvan.je.het.wilt.wetenverschil100
vraag 36
blz 22

Slide 26 - Slide

1.4 alles wordt duurder (deel 1)
  • CBS = Centraal Bureau voor de statistiek
  • CBS verzameld allerlei gegevens 
  • Zij berekenen elke maand of prijzen dalen of stijgen

Slide 27 - Slide

1.4 alles wordt duurder (deel 1)
  • CBS berekend:
  • Inflatie
  • een algemene stijging van de prijzen
  • Deflatie
  • een algemene daling van de prijzen

Slide 28 - Slide

1.4 alles wordt duurder (deel 1)
vraag 40
blz 23

Slide 29 - Slide

algemene prijsstijging woningmarkt 

Slide 30 - Slide

1.4 alles wordt duurder (deel 2)
  • Cijfers kun je vergelijken door te werken met indexcijfers
  • -> laat een procentuele verandering zien ten opzichte van een afgesproken periode (=het basisjaar).
  • Cijfers worden vergeleken t.o.v. een basisjaar. 
  • Het indexcijfer van het basisjaar is ALTIJD 100.

Slide 31 - Slide

1.4 alles wordt duurder (deel 2)
Indexcijfer berekenen:

  • Met een formule
  • Met een verhoudingstabel

Slide 32 - Slide

1.4 alles wordt duurder (deel 2)
Indexcijfer berekenen:

  • Met een formule
  • Met een verhoudingstabel
Indexcijfer=getal.basisjaarnieuw.getal100

Slide 33 - Slide

1.4 alles wordt duurder (deel 2)
2015 is het basisjaar.
In 2018 zijn de lonen met 6% gestegen ten opzichte van 2015.
In 2018 is het indexcijfer van de prijzen 104.
Waat weet je nu?
  • In 2018 is het indexcijfer van de lonen 106
  • De koopkracht is gestegen
  • In 2018 is de stijging van de koopkracht 2%

Slide 34 - Slide

  • Wat is het basisjaar? Waarom?
  • Was er in 2016 sprake van inflatie of deflatie?
  • Is in 2017 de koopkracht gestegen of gedaald tov het basisjaar?
1.4 alles wordt duurder (deel 2)

Slide 35 - Slide

1.4 alles wordt duurder (deel 2)
  • Samen bereken we het indexcijfer van een doosje aardbeien in 2013
  • Bereken het indexcijfer van een doosje aardbeien in 2015 en 2016
  • Wat kun je met behulp van de indexcijfers vertellen over een bakje aardbeien?

Slide 36 - Slide

Aan het werk!
t/m opgave 46
samenvatting invullen en overschrijven (bij je aantekeningen!!)

Slide 37 - Slide

Aan het werk!

Lees de theorie en begrippen op bladzijde 14 t/m 17


Maak de opdrachten 17 t/m 28

 Vul de samenvatting op blz 17 in

 Oefenopgaven 10 t/m 20 blz 29


Lees de theorie en begrippen op bladzijde 22 t/m 25


Maak de opdrachten 22 t/m 25

Vul de samenvatting op blz 25 in 

Oefenopgaven 33 t/m 40 blz 31

Slide 38 - Slide

CBS: ... stijgt voor derde maand op rij.
In maart was de prijsstijging voor consumenten nog 0,4%. De prijzen zijn vanaf februari iedere maand 0,2% meer toegenomen. Dit maakt het CBS vandaag bekend.
Welk woord moet op de ... komen?
A
inflatie
B
deflatie
C
koopkracht
D
prijsindexcijfer

Slide 39 - Quiz

Wanneer de lonen stijgen met 4%, maar de prijzen stijgen met 3%, dan neemt mijn koopkracht...
A
af met 3%.
B
toe met 3%.
C
af met 1%.
D
toe met 1%

Slide 40 - Quiz

Margo kreeg vorig jaar €75 kleedgeld per maand. Sinds dit jaar krijgt zij €85 kleedgeld per maand. Bereken de procentuele toename.
A
13,3%
B
13,5%
C
11,7%
D
11,8%

Slide 41 - Quiz

Wanneer er deflatie is, kan ik voor hetzelfde geld....
A
minder kopen.
B
meer kopen.

Slide 42 - Quiz

Volgende les:
Indexcijfers

Slide 43 - Slide

algemene prijsstijging woningmarkt 

Slide 44 - Slide

1.4 alles wordt duurder (deel 1)
Koopkracht?
  • de hoeveelheid goederen en diensten die je met je inkomen kunt kopen
  • kun je altijd meer kopen als je inkomen stijgt????

Slide 45 - Slide

1.4 alles wordt duurder (deel 1)
Inkomensstijging > prijsstijging
Koopkracht neemt toe
Inkomensstijging < prijsstijging
Koopkracht neemt af

Slide 46 - Slide

1.4 alles wordt duurder (deel 1)
  • Om vergelijkingen te kunnen maken, moet je stijgingen en dalingen in percentages kunnen berekenen.
  • Procentuele verandering:
oud(nieuwoud)100
waarvan.je.het.wilt.wetenverschil100
vraag 36
blz 22

Slide 47 - Slide

1.4 alles wordt duurder (deel 1)
  • CBS = Centraal Bureau voor de statistiek
  • CBS verzameld allerlei gegevens 
  • Zij berekenen elke maand of prijzen dalen of stijgen

Slide 48 - Slide

1.4 alles wordt duurder 
  • CBS berekend:
  • Inflatie
  • een algemene stijging van de prijzen
  • Deflatie
  • een algemene daling van de prijzen

Slide 49 - Slide

1.4 alles wordt duurder 
vraag 40
blz 23

Slide 50 - Slide

Aan het werk!
t/m opgave 46
samenvatting invullen en overschrijven 

Slide 51 - Slide