WHO het onderwerp van de zin - Wie doet het?
DOES het gezegde - Altijd een werkwoord.
WHAT het lijdend voorwerp - Wie/wat 'overkomt' het?
WHERE bijwoordelijke bepaling van plaats - Waar gebeurt het?
WHEN bijwoordelijke bepaling van tijd - Wanneer gebeurt het?
Tycho / plays / the drums / at home / on Wednesday.