1Hb formuleren H1 tm H3

FORMULEREN H1

blz. 32
1 / 37
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

FORMULEREN H1

blz. 32

Slide 1 - Slide

Het doel van de les

Je weet wat verbindingswoorden zijn.

Je weet hoe je zinnen moet begrenzen.

Slide 2 - Slide

Programma van vandaag:
Theorie bespreken formuleren H1
Zelfstandig werken NN online / reader nwg
Bespreken antwoorden
Controle lesdoelen behaald / evaluatie

Slide 3 - Slide

zinnen correct begrenzen (uitleg)
Uitleg van de theorie blz 32

Slide 4 - Slide

Zinnen begrenzen doe je zo:
1. Zet een punt aan het einde van gewone zinnen.
2. Zet een vraagteken na een vraag.
3. Zet een komma tussen twee persoonsvormen
4. Zet een komma voor een verbindingswoord.
5. Zet (meestal) geen komma voor en en of. 

Slide 5 - Slide

Zet een komma tussen twee persoonsvormen



Wie als eerste klaar is wint de prijs.

Als jij dat maken kan mag je alvast beginnen.

Omdat Lieke ziek is moet ze morgen de toets maken. 


Slide 6 - Slide

Zet een komma voor een verbindingswoord

Vandaag is een mooie dag. De zon schijnt.

Elisabeth kreeg een sticker. Ze had de opdracht goed gemaakt.


Je kunt deze zinnen verbinden met een verbindingswoord. Je zet dan een komma na de eerste mededeling, en dan het verbindingswoord. LET OP: soms loopt de zin niet goed als je die klakkeloos overneemt.

Slide 7 - Slide

Je krijgt dan dus....

Vandaag is een mooie dag, want de zon schijnt.

Elisabeth kreeg een sticker, omdat ze de opdracht goed gemaakt had.


Zet voor deze verbindingswoorden een komma: als, doordat, maar, nadat, omdat, terwijl, voordat, want, zodat, zodra

Zet geen komma voor en en of

Slide 8 - Slide

Een verbindingswoord kan ook vooraan in de zin staan
Omdat ze de opdracht goed gemaakt had, kreeg Elisabeth een sticker.

Voordat je naar weg gaat, wil ik dat je je kamer opruimt.


Slide 9 - Slide

Samenvatting:
1. Een komma tussen twee persoonsvormen.
2. Een komma voor een verbindingswoord.
3. (Meestal) geen komma voor en en of.
4. Een verbindingswoord kan ook vooraan aan de zin staan.

Slide 10 - Slide

Aan de slag
opdr 2 t/m 4 blz. 33

klaar? > oefenen NWG op https://www.berktekst.nl/

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Link

Magisterafspraken
morgen: S.O. Grammatica woordsoorten H1 t/m H3
dinsdag 24 maart: creatieve opdracht inleveren

ondertussen: lezen in je leesboek

Slide 13 - Slide

huiswerk nakijken


opdr 3 blz. 33

nakijkboek: blz. 13

Slide 14 - Slide

Doel van de les

Je weet hoe je moet verwijzen naar 
de- woorden
en 
het-woorden

Slide 15 - Slide

 STARTOPDRACHT 

BLZ. 62
Schrijf de antwoorden mee!

Slide 16 - Slide

uitleg van de theorie (filmpje)
woordgeslacht: mannelijk (m), vrouwelijk (v), onzijdig (o)
verwijswoorden: die , deze, dat, dit

Slide 17 - Slide

Nu zelf proberen...
opdr 1  t/m 3 blz. 62, 63






Slide 18 - Slide

huiswerk a.s. vrijdag
mk. opdr 4 blz. 63
bestudeer de theorie van blz. 92
mk. opdr. 1 blz. 92

Slide 19 - Slide

doel van de les

Je kunt signaalwoorden gebruiken om verbanden tussen zinnen aan te geven.

Slide 20 - Slide

eerst huiswerk nakijken
  
(opdr 1 t/m 4 blz. 62, 63)


NAKIJKBOEK
blz. 27

Slide 21 - Slide

ZOEK DE FOUTE VERWIJSWOORDEN, HOOFDLETTERS EN LEESTEKENS
OPDR 5 BLZ. 63
timer
5:00

Slide 22 - Slide

Formuleren H3 - blz. 92
Wat ga je leren? 
Je kunt signaalwoorden gebruiken om verbanden tussen zinnen aan te geven.

Slide 23 - Slide

Uitleg theorie blz. 92
Kijk je mee?

Slide 24 - Slide

opdracht
Schrijf een verhaaltje over een vakantie. (
 Gebruik daarin 8 signaalwoorden.
Geef die signaalwoorden een andere kleur.
timer
10:00

Slide 25 - Slide

Huiswerk a.s. maandag
leren: theorie blz. 92
mk. opdr 1 en 2 blz. 92, 93

Slide 26 - Slide

Wat gaan we doen? 
1. Lesson-Upquiz (iPad)
2. huiswerk nakijken
3. mk. opdr 3 blz. 93
4. We kijken vooruit naar  a.s. vrijdag (creatieve opdracht).

(a.s. vrijdag krijg je je S.O. te zien)



Slide 27 - Slide

doel van de les

Je kunt signaalwoorden gebruiken om verbanden tussen zinnen aan te geven.

Slide 28 - Slide

Bovendien heb ik een neef die tennist.

Om welk verband gaat het?
A
reden
B
tegenstelling
C
opsomming
D
oorzaak- gevolg

Slide 29 - Quiz

Daarom houd ik niet van regen.

Welk verband?
A
opsomming
B
reden
C
conclusie/ samenvatting
D
voorwaarde

Slide 30 - Quiz

Voordat ik ga slapen, blaas ik de kaars uit.
Welk verband?
A
oorzaak-gevolg
B
tijd (chronologie)
C
voorwaarde
D
tegenstelling

Slide 31 - Quiz

Ze gaat op de fiets, tenzij het regent.
A
voorwaarde
B
tegenstelling
C
reden
D
toelichting

Slide 32 - Quiz

Neem nou afgelopen zaterdag....
A
tijd (chronologisch)
B
voorwaarde
C
opsomming
D
toelichting (voorbeeld)

Slide 33 - Quiz

Welk signaalwoord hoort bij een tegenstellend verband?
A
kortom
B
verder
C
toch
D
zoals

Slide 34 - Quiz

Welk signaalwoord hoort bij het verband oorzaak-gevolg?
A
doordat
B
daarnaast
C
dus
D
daarna

Slide 35 - Quiz

huiswerk nakijken
nakijken: opdr 1 + 2 blz. 92, 93
Havo: blz. 45
VWO: blz. 47
Verhaaltje over je vakantie met 8 signaalwoorden (voorlezen)

Slide 36 - Slide

mk. opdr 3 blz. 93
a.s. vrijdag creatieve opdracht inleveren en erbij vertellen.
  1. Laat zien wat je hebt gemaakt.
  2. Vertel hoe je het hebt gemaakt.
  3. Vertel waarom je deze opdracht hebt gekozen.

Slide 37 - Slide