BSR 3/6 2t spelling 7.9 en 7.10

Lees de theorie op blz. 240.
Maak de startvraag.
Klaar? Begin alvast aan paragraaf 7.9
in je online boek.
7.9 Herhaling leerjaar 1
7.10 Engelse werkwoorden
Startopdracht:
2T
CURSUS 7
SPELLING
timer
5:00
Schrijf een zin waarin een citaat voorkomt. Let goed op je gebruik van de dubbele punt en de aanhalingstekens.

Hulp nodig? Zie blz. 230.
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Lees de theorie op blz. 240.
Maak de startvraag.
Klaar? Begin alvast aan paragraaf 7.9
in je online boek.
7.9 Herhaling leerjaar 1
7.10 Engelse werkwoorden
Startopdracht:
2T
CURSUS 7
SPELLING
timer
5:00
Schrijf een zin waarin een citaat voorkomt. Let goed op je gebruik van de dubbele punt en de aanhalingstekens.

Hulp nodig? Zie blz. 230.

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

1. Lesdoelen.
2. Herhaling 7.2 en 7.3.
3. Opdrachten afmaken.
4. Korte uitleg 7.9 (herhaling leerjaar 1) en 7.10 (Engelse werkwoorden).
5. Opdrachten maken.
6. Terugblikken en afronden.

Wat gaan we vandaag doen?

Slide 3 - Slide

  • Je weet hoe je komma's, dubbele punten en aanhalingstekens moet gebruiken.
  • Je kunt Engelse werkwoorden in het Nederlands spellen.
Lesdoelen

Slide 4 - Slide

Antwoord op de startvraag:

Slide 5 - Open question

Sterke werkwoorden
Zwakke
werkwoorden
Sterke werkwoorden zijn sterk genoeg om in de verleden tijd van vorm te veranderen.
lopen - liepen
zoeken - zochten
gaan - gingen
Zwakke werkwoorden zijn niet sterk genoeg om in de verleden tijd van vorm te veranderen.
hopen - hoopten
maken - maakten
bestellen - bestelden


Slide 6 - Slide

In welke tijd staat de zin?
1) Kijk naar de tijd waarin de zin staat. Dit kun je zien aan woorden als vroeger, morgen, vorig jaar etc. 
Bepaal of je met de tegenwoordige tijd (t.t.) of verleden tijd (v.t.) te maken hebt.

Slide 7 - Slide

Is het werkwoord een persoonsvorm, voltooid deelwoord of
het hele werkwoord?
2) De volgende stap is het vinden van
de persoonsvorm. Dat doe je door de tijd van de zin aan te passen. Het werkwoord dat dan verandert, is de persoonsvorm. Je kunt ook de vraagproef gebruiken, maar deze is minder betrouwbaar. Is het werkwoord geen persoonsvorm, dan is het een voltooid deelwoord of het hele werkwoord.

Slide 8 - Slide

Stefan heeft contact *opgenomen*
met de filiaalmanager van de supermarkt.
A
persoonsvorm (pv)
B
voltooid deelwoord (vd)
C
hele werkwoord (hele ww)

Slide 9 - Quiz

Mijn vriendin *gaat* binnenkort een marathon lopen.
A
persoonsvorm (pv)
B
voltooid deelwoord (vd)
C
hele werkwoord (hele ww)

Slide 10 - Quiz

Zul je morgen je ov-kaart niet *vergeten* voor de excursie?
A
persoonsvorm (pv)
B
voltooid deelwoord (vd)
C
hele werkwoord (hele ww)

Slide 11 - Quiz

Wie voert het werkwoord uit?
3) Na het bepalen van de tijd en de werkwoordsvorm zoek je het onderwerp. Het onderwerp vind je door antwoord te geven op de vraag 'Wie of wat + persoonsvorm?'  Zo weet je of je de ik-vorm, hij/zij-vorm of wij-vorm moet gebruiken.

Slide 12 - Slide

Daniëls oom ... (hebben) veel
... (verdienen) met de handel in bitcoins.

Slide 13 - Open question

Wat?
Cursus 7.9 Herhaling leerjaar 1th.
Opdracht 1 t/m 4 in je online boek. 

Hoe?
Keuze: zelfstandig of in tweetallen.
Hulp
De 4 B's, oogje, theorie in je boek.
Tijd
Timer.
Klaar?
Werk alvast verder aan paragraaf 
5.10 Engelse leenwoorden.
timer
10:00
Oefenen

Slide 14 - Slide

Engelse werkwoorden
Het Nederlands heeft veel werkwoorden uit het Engels overgenomen. We vervoegen deze leenwoorden net als Nederlandse woorden, en dat ziet er soms gek uit. 




Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Engelse werkwoorden
  • De ik-vorm t.t. van een Engels werkwoord schrijf je meestal door -en van het werkwoord af te halen. Let op bij het woord timen:
speechen-speech, rugby-rugbyen, timen-time.
  • Als het woord in het Engels eindigt op een dubbele medeklinker, schrijf je een enkele medeklinker. Let op bij het woord paintball:
flossen-flos, focussen-focus, paintballen-paintball
  • Engelse werkwoorden zijn in het Nederlands zwak, je kunt in de verleden tijd dus 't ex kofschip gebruiken.






Zo spel je




Slide 17 - Slide

De regisseur ... (casten) vroeger meestal ervaren spelers voor de hoofdrollen.
A
caste
B
castte

Slide 18 - Quiz

Op de krantenfoto was het gezicht van de winnaar van de loterij ... (blurren).
A
geblurd
B
geblurt

Slide 19 - Quiz

Op de bonte avond heeft Kevin een nummer van The Beatles ... (playbacken).
A
geplaybackd
B
geplaybackt

Slide 20 - Quiz

Bij heel slecht weer ... (cancelen) de theatergroep morgen de openluchtvoorstelling.
A
canceld
B
cancelt

Slide 21 - Quiz

Tegenwoordig ... (spammen) Boaz mij met schattige foto's van zijn katten.
A
spamd
B
spamt

Slide 22 - Quiz

De schrijver ... (promoten) zijn nieuwste boek in allerlei praatprogramma's op tv.
A
promote
B
promootte

Slide 23 - Quiz

Wat?
Cursus 7.10 Engelse werkwoorden.
Opdracht 1 t/m 5 op blz. 240-241 van je boek. 

Hoe?
Keuze: zelfstandig of in tweetallen.
Hulp
De 4 B's, oogje, theorie in je boek.
Tijd
Timer.
Klaar?
Werk alvast verder aan paragraaf 
5.11 Voltooid deelwoord.
timer
10:00
Oefenen

Slide 24 - Slide

  • Je weet hoe je komma's, dubbele punten en aanhalingstekens moet gebruiken.
  • Je kunt Engelse werkwoorden in het Nederlands spellen.
Lesdoelen

Slide 25 - Slide

Engelse werkwoorden juist gespeld
Engelse werkwoorden onjuist gespeld
geüpload
hij fixte
hij stresste
wij dateten
zij shinde switchtten
ik smashde
opa grillde

Slide 26 - Drag question

Vroeger ... (posten, vt) ik nog wel eens iets op Instagram, maar dat doe ik nu niet meer.
A
poste
B
postte
C
posten
D
postten

Slide 27 - Quiz

Laatst checkte ... (checken - vt) ik toch mijn Insta even.
A
checkte
B
checktte
C
checkten
D
checktten

Slide 28 - Quiz

Mijn moeder had me namelijk in haar story ... (mentionen).
A
mentiont
B
mentiond
C
gementiont
D
gementiond

Slide 29 - Quiz

Neem deel onze LessonUp klas
Wat kun je hier vinden?
  • LessonUps
  • Video's
  • Handige websites 

Klassencodes:
2tc: ncejj

Slide 30 - Slide