V1A - chapitre 3 herhalingsles

PROGRAMME
  • Absentie
  • Phrases-clés
  • Herhalen & oefenen alle grammaire
  • Diagnostische toets!
1 / 37
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

PROGRAMME
  • Absentie
  • Phrases-clés
  • Herhalen & oefenen alle grammaire
  • Diagnostische toets!

Slide 1 - Slide

Répondez aux questions en français.
Tu habites à la campagne?

Slide 2 - Open question

Répondez aux questions en français.
Où est ta chambre?

Slide 3 - Open question

Répondez aux questions en français.
Quelle est ta couleur préférée?

Slide 4 - Open question

Répondez aux questions en français.
C'est quand ton anniversaire?

Slide 5 - Open question

Répondez aux questions en français.
Tu as un frère?

Slide 6 - Open question

Het bezittelijk voornaamwoord
Bron H op bladzijde 50 van je tekstboek

Slide 7 - Slide

Hoe zeg je ''mijn'' in het Frans?

Slide 8 - Mind map

Wanneer gebruik je ''mon''?
A
Als het bezit mannelijk is OF begint met een klinker (vrouwelijk enkelvoud)
B
Als het bezit vrouwelijk is
C
Als het bezit meervoudig is
D
Je gebruikt altijd ''mon''

Slide 9 - Quiz

Wanneer gebruik je ''ma''?
A
Als het bezit mannelijk is OF begint met een klinker (vrouwelijk enkelvoud)
B
Als het bezit vrouwelijk is
C
Als het bezit meervoudig is
D
Je gebruikt altijd ''ma''

Slide 10 - Quiz

Wanneer gebruik je ''mes''?
A
Als het bezit mannelijk is OF begint met een klinker (vrouwelijk enkelvoud)
B
Als het bezit vrouwelijk is
C
Als het bezit meervoudig is
D
Je gebruikt altijd ''ma''

Slide 11 - Quiz

Hoe zeg je ''jouw'' in het Frans?

Slide 12 - Mind map

Het bezittelijk voornaamwoord

Slide 13 - Slide

mon
ma
mes
cadeau
parents
couleur préférée
mère
voiture
appartement
chien
amis

Slide 14 - Drag question

votre
vos
grand-parents
maison
jardin
chambre
cousins
frères
cuisine
salon

Slide 15 - Drag question

Het bezittelijk voornaamwoord

Slide 16 - Slide

De getallen t/m 69
Bron F op bladzijde 47 van je tekstboek

Slide 17 - Slide

Traduisez les chiffres en néerlandais.
cinquante-huit
trente et un
quarante-sept
vingt-trois
soixante-neuf

Slide 18 - Open question

Traduisez les chiffres en néerlandais.
vingt-cinq
soixante-deux
cinquante-six
dix-sept

Slide 19 - Open question

Het werkwoord avoir
Bron C op bladzijde 44 van je tekstboek

Slide 20 - Slide

J'
Tu
Il / Elle
Nous
Vous
Ils / Elles
Ai
A
Ont
Avez
As
Avons

Slide 21 - Drag question

Kun je het ook met zinnen?
Kies de juiste vervoeging: welke past in de zin?

Slide 22 - Slide

Non, j'.... un frère
A
ai
B
a
C
as
D
ont

Slide 23 - Quiz

Nous ..... une voiture et un vélo
A
a
B
ont
C
avez
D
avons

Slide 24 - Quiz

Ils / Elles .... une grand-mère super!
A
avons
B
a
C
ont
D
avez

Slide 25 - Quiz

Vous ..... une grande chambre?
A
ai
B
avez
C
avons
D
as

Slide 26 - Quiz

Tu .... une sœur?
A
ont
B
a
C
as
D
avons

Slide 27 - Quiz

Il .... quinze ans
A
as
B
a
C
ai
D
avez

Slide 28 - Quiz

Tu ... quel âge?
A
as
B
es
C
avez
D
ont

Slide 29 - Quiz

La ville .... beaucoup de magasins
A
avons
B
a
C
est
D
ont

Slide 30 - Quiz

Jaques et Françoise .... trois pommes
A
ai
B
a
C
avons
D
ont

Slide 31 - Quiz

Le chat ... mal à la patte
A
ai
B
as
C
a
D
avons

Slide 32 - Quiz

Het rijtje van "avoir"

Slide 33 - Open question

Ik ken het rijtje van avoir.
A
Oui
B
Non
C
Un petit peu

Slide 34 - Quiz

Ik ken de getallen t/m 69.
A
Oui
B
Non
C
Un petit peu

Slide 35 - Quiz

Ik snap het bezittelijk voornaamwoord.
A
Oui
B
Non
C
Un petit peu

Slide 36 - Quiz

AU TRAVAIL/AAN HET WERK
Afmaken:
Oefentoets blz. 131-134

Klaar?
Maak een foto van je oefentoets en stuur dit naar mij via MS Teams!
Ga naar quizlet en oefen met de vocabulaire.

Slide 37 - Slide