werkwoorden -ir

Bonjour!
Aujourd'hui: 
regelmatige werkwoorden op -ir
getallen

doel
Na deze les ken je de woorden avant, pendant en après en hun betekenis
1 / 26
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Bonjour!
Aujourd'hui: 
regelmatige werkwoorden op -ir
getallen

doel
Na deze les ken je de woorden avant, pendant en après en hun betekenis

Slide 1 - Slide

Werkwoorden op -IR
- Finir (eindigen)
- Grandir (groeien)
- Choisir (kiezen)
- Rougir (blozen)
- Obéir (gehoorzamen)
- Réussir (slagen)
- Punir (straffen)

Slide 2 - Slide

De présent
= tegenwoordige tijd
Stap 1: Haal -ir van het werkwoord af
               (finir --> fin)

Stap 2: voeg de juiste uitgang toe
Je finis
Tu finis
il/elle finit
nous finissons
vous finissez
ils/elles finissent

Slide 3 - Slide

Regelmatige werkwoorden 
op IR
Je
Tu
Il
Nous
Vous
Ils
ISSONS
ISSEZ
ISSENT
IT
IS
IS

Slide 4 - Drag question

Je finis (finir)
Juist
Onjuist

Slide 5 - Poll

Présent: Nous .... (choisir)
A
Nous choisissons
B
nous choisissions
C
nous avons choisi

Slide 6 - Quiz

présent: Hij groeit (grandir)

Slide 7 - Open question

Présent: Zij bloost (rougir)
A
Elle a rougi
B
elle rougissait
C
Elle rougit
D
Elles rougissent

Slide 8 - Quiz

Passé composé
= voltooid deelwoord
Stap 1: wat is het hulpwerkwoord? (meestal avoir)
Stap 2: Hele werkwoord -R

Bijvoorbeeld:
Jij hebt ingevuld (remplir)
Tu as rempli
Wij hebben gekozen (choisir)
Nous avons choisi

Slide 9 - Slide

J'ai réussi (slagen = réussir)
Juist
Onjuist

Slide 10 - Poll

Tu choisis
Présent
passé composé
Imparfait

Slide 11 - Poll

Vous avez réfléchi (nadenken)
Présent
passé composé

Slide 12 - Poll

Maak de passé composé:
Wij hebben gekozen (choisir)

Slide 13 - Open question

Ik gehoorzaam (obéir)
A
Je obéis
B
J'obéis
C
Je obéit
D
J'obéit

Slide 14 - Quiz

Hij wordt dikker = il grossi
vrai
faux

Slide 15 - Poll

Zij zijn gegroeid (grandir)
A
Ils grandissent
B
Elles grandissent
C
Elles ont grandi
D
Vous avez grandi

Slide 16 - Quiz

Kijk goed naar de plaatjes en de woorden

Slide 17 - Slide

Tijdens
Voor
Na

Avant

Pendant

Après

Slide 18 - Drag question

Wat betekenen deze werkwoorden?
POUVOIR + VOULOIR
A
hebben + zijn
B
werken + geven
C
mogen + gaan
D
kunnen/mogen + willen

Slide 19 - Quiz

Oefen de getallen op p. 73/74 in 2tallen

Slide 20 - Slide

Les devoirs
Pour jeudi:

Luistertoets voorbereiden en laptop mee


Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

Grammaire II
p. 97 en 98
Dit weet je al: 
- bijvoeglijke naamwoorden zeggen iets over.....
- vorm: mannelijk, vrouwelijk, meervoud (bv grand / grande
                                                                                             grands / grandes
Even opletten:
bijzondere vormen en kleuren  (beau/belle, vieux, vieille enz)


Slide 23 - Slide

Oefenen voor proefwerk
  • Werk in je boek
  • Werk alleen
  • 15 minuten
  • We bespreken  opgave * 2, 6  **3, 5    *** 3
  • Lire extra p. 114  
  • Klaar? Leer voca F-N p. 113
timer
15:00

Slide 24 - Slide

Aandacht voor...
... de volgende woorden op in Unité 2 en Unité  3:
boos                  kaal                                    ontdekken
wacht                een baard                       tijdens
altijd                  een geheim
favoriet            de haren
lang                   de ogen

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide