5.3 Variatie in genotypen

Thema 5 Erfelijkheid en evolutie
5.3 Variatie in genotypen
1 / 34
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Thema 5 Erfelijkheid en evolutie
5.3 Variatie in genotypen

Slide 1 - Slide

Planning
  1. Periode  planning (16 t/m 20 juni 2025)
  2. Herkansen
  3. Leerdoelen 
  4. Uitleg 
  5. Huiswerk
  6. Aan de slag

Slide 2 - Slide

Deze periode

  •  Periode tot toetsweek 16 t/m 20 juni 2025
  • Ander soort toets (Samen maken)
  • Feedback gekregen

Slide 3 - Slide

Leerdoelen
  • Ik kan beschrijven hoe elke ouder 50% van de chromosomen levert.
  • Ik kan benoemen dat bij mensen het geslacht wordt bepaald door de geslachtschromosomen. 
  • Ik kan omschrijven hoe door geslachtelijke voortplanting variatie in genotypen ontstaat.
  • Ik kan omschrijven wat een mutatie is. 

Begrippenlijst;
geslachtscellen / (chromosomen)paren / geslachtschromosomen / genotype / mutatie / albino / mutagene invloeden / tumor / kanker / uitzaaiing /

Slide 4 - Slide

Je lichaam bestaat uit cellen
Iedere lichaamscel 46 chromosomen, behalve zaadcel/eicel. 

Slide 5 - Slide

Chromosomen in paren

Elke lichaamscel van de mens heeft 46 chromosomen.

Elke lichaamscel van de mens heeft 23 paren 
met telkens 2 chromosomen.

Slide 6 - Slide

Geslachtschromosomen
De lichamelijke geslachtskenmerken worden bepaald door de geslachtschromosomen.

Vrouw = XX
Man = XY



Slide 7 - Slide

Geslachtscellen (eicellen en zaadcellen)
Door een speciale deling, komt steeds de helft van de chromosomen in een geslachtscel. Welke is steeds toeval. 

Slide 8 - Slide

Ontstaan van genotype = meteen na de bevruchting van een eicel door een zaadcel. 

Slide 9 - Slide

2 chromosomen
met zichtbare genenparen


46 chromosomen van een man
Genenpaar: 2 gelijke genen
Homozygoot

1
Genenpaar: 2 ongelijke genen
heterozygoot
2
Genenpaar: 2 gelijke genen
Homozygoot

3
Genenpaar: 2 ongelijke genen
Heterozygoot
4

Slide 10 - Slide

Genenparen
De helft van een genenpaar is afkomstig van de moeder, de andere helft van de vader.  

De 2 chromosomen van een paar bestaan uit dezelfde genen. 

De informatie van de 2 genen kan gelijk of verschillende zijn. 




Genenpaar: 2 gelijke genen
Homozygoot

1
Genenpaar: 2 ongelijke genen
heterozygoot
2
Genenpaar: 2 gelijke genen
Homozygoot

3
Genenpaar: 2 ongelijke genen
Heterozygoot
4
Genenpaar: 2 gelijke genen
Homozygoot
5
van...
bijv. van moeder
van...
bijv. van vader

Slide 11 - Slide

Variatie in genotypen

Slide 12 - Slide

Welk gen van een paar terecht komt in een geslachtscel is toeval. Er zijn dus verschillende mogelijkheden. Dat geldt voor de vader en de moeder.  De nakomelingen hebben hierdoor een ander genotype dan de ouders. 

Slide 13 - Slide

Mutatie: een gen verandert
Het DNA kan beschadigd raken, bijvoorbeeld bij celdeling.
Daardoor verandert de informatie voor een erfelijke eigenschap. Zo´n plotselinge verandering heet een mutatie. 


Mutatie zorgt voor aanpassingen in het lichaam. Blauwe ogen is een voorbeeld van een mutatie.


Slide 14 - Slide

Een voorbeeld van een mutatie dat zichtbaar is in het fenotype, is een albino. 

Slide 15 - Slide

Mutagene invloeden 

Slide 16 - Slide

Kanker is een gevolg van een mutatie.
Hierdoor kan een cel zich ongeremd delen tot een gezwel/tumor.
Als deze cellen in het bloed komen, kunnen er elders in het lichaam nieuwe tumoren ontstaan. Dit heet uitzaaiing. 
  • Kanker is een gevolg van een mutatie.
  • Hierdoor kan een cel zich ongeremd delen tot een gezwel/tumor.
  • Als deze cellen in het bloed komen, kunnen er elders in het lichaam nieuwe tumoren ontstaan. 
  • Dit heet uitzaaiing. 

Slide 17 - Slide

Vragen?

Slide 18 - Slide

Aan de slag
Wat? Huiswerk maken: 5.3 1 t/m 6
Hoe? Gebruik je boek, ik loop rond om eventueel vragen te stellen
Hulp? Eventueel vragen stellen aan mij
Uitkomst: geen huiswerk
Klaar? Aan de slag met t

Slide 19 - Slide

heeft een lichaamscel van een mens 46 chromosomen?
A
ja
B
nee

Slide 20 - Quiz

hoeveel chromosomen zitten er in de kern van een eicel van de mens
A
15
B
23
C
30
D
46

Slide 21 - Quiz

verandert bij celdeling de informatie voor erfelijke eigenschappen?
A
ja
B
nee

Slide 22 - Quiz

Wanneer kom het genotype van een baby tot stand?
A
bij de vorming van een eicel
B
bij de bevruchting van de eicel
C
bij de geboorte van de baby
D
bij de vorming van een zaadcel

Slide 23 - Quiz

Sjonny heeft veel getraind.
Zijn spieren zijn dikker geworden.
Wat is er bij John veranderd?
A
alleen zijn fenotype
B
alleen zijn genotype
C
zowel zijn genotype als fenotype

Slide 24 - Quiz

- Hugo zegt: "je genotype verandert als je ouder wordt"

- Kevin zegt: "de info voor je oogkleur bevindt zich alleen in de cellen van je oog".
Wie heeft er gelijk?
A
alleen Hugo heeft gelijk
B
Alleen Kevin heeft gelijk
C
Hugo en Kevin hebben geen van beiden gelijk.
D
Hugo en Kevin hebben allebei gelijk

Slide 25 - Quiz

ff tellen...

Slide 26 - Slide

leerdoelen vandaag
Aan het einde van deze les:
       - kun je omschrijven hoe door geslachtelijke voortplanting                variatie in genotypen ontstaat.
       - kun je omschrijven wat een mutatie is.

Slide 27 - Slide

VRAGEN??

Slide 28 - Slide

herhalen leerdoelen
Aan het einde van deze les:
- kun je omschrijven hoe door geslachtelijke voortplanting variatie in genotypen ontstaat.
- kun je omschrijven wat een mutatie is.

Slide 29 - Slide

Een mutatie =
A
ontstaan nieuw organisme
B
aanpassing aan de omgeving
C
ontstaan nieuw fenotype
D
plotselinge verandering van het genotype

Slide 30 - Quiz

Hoe noemen we de mutatie bij dit dier?
A
witte aap
B
albino
C
apino
D
alpaca

Slide 31 - Quiz

Door geslachtelijke voortplanting ontstaan organismen met nieuwe genotypen.
A
juist
B
onjuist

Slide 32 - Quiz

zelf aan de slag

Huiswerk: opdrachten 1 t/m 4 maken
(vanaf blz. 14)

Volgende les 5.4: De Evolutietheorie

Slide 33 - Slide

Bedankt voor jullie aandacht!

Slide 34 - Slide