Zinsontleding

Welkom
Pak je boek en ga rustig 10 minuten lezen.

timer
10:00
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom
Pak je boek en ga rustig 10 minuten lezen.

timer
10:00

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?

Oefenen met zinsontleding

De volgende zinsdelen komen aan bod:

pv, WG, NG, ond, lv, mv, bwb, bvb, vzv en bijstelling

Slide 2 - Slide

Die overtreding kostte hem weer een gele kaart.

Slide 3 - Slide

Die overtreding /kostte /hem /weer /een gele kaart.

Slide 4 - Slide

Die overtreding /kostte /hem /weer /een gele kaart.

die overtreding = ond

kostte = WG

hem = mv

weer = bwb

een gele kaart = lv

een gele = bvb


Slide 5 - Slide

Vanmiddag liep de stier, een groot zwart beest, door de straten van Pamplona.

Slide 6 - Slide

Vanmiddag / liep / de stier, een groot zwart beest, / door de straten van Pamplona.

Slide 7 - Slide

Vanmiddag / liep / de stier, een groot zwart beest, / door de straten van Pamplona.

vanmiddag = bwb

liep = WG

de stier, een groot zwart beest = ond

door de straten van Pamplona = bwb

een groot zwart beest = bijstelling

van Pamplona = bvb


Slide 8 - Slide


Benoem het onderstreepte zinsdeel:

Op een klein eiland in de Atlantische Oceaan woont een Zweedse familie.
A
PV
B
OW
C
LV
D
MV

Slide 9 - Quiz


Benoem het onderstreepte zinsdeel:

Op een klein eiland in de Atlantische Oceaan woont een Zweedse familie.
A
MV
B
LV
C
BWB
D
BIJV. BEP.

Slide 10 - Quiz


Benoem de andere bijvoeglijke bepaling bij 'eiland'.

Op een klein eiland in de Atlantische Oceaan woont een Zweedse familie.
A
in de Atlantische Oceaan
B
in de Oceaan
C
Op een klein
D
in de Atlantische

Slide 11 - Quiz

Benoem alle bijvoeglijke bepalingen

De extreem lange jongen uit die klas is zijn zware boekentas vergeten.
A
extreem lange, vergeten, zijn zware
B
extreem, zware, vergeten, klas
C
extreem lange, uit die klas, zware, vergeten
D
extreem lange, uit die klas, zware

Slide 12 - Quiz

Voorzetselvoorwerp
  • Een voorzetselvoorwerp begint altijd met een voorzetsel.
  • Een voorzetselvoorwerp komt voor bij werkwoorden met een vast voorzetsel (luisteren naar, rekenen op, delen door, geven om).
  • Het voorzetsel verbindt het voorzetselvoorwerp met het gezegde.

Bijvoorbeeld
 Ik ben niet tevreden met deze computer.
(tevreden zijn met)

Slide 13 - Slide

1. Wil jij je ontfermen (over de nieuwe brugklassers)?
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 14 - Quiz

Deze klas heeft altijd erg veel plezier (in het tekenlokaal).
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 15 - Quiz

Mijn klasgenoten hebben wel vertrouwen (in hun mentor).
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 16 - Quiz

Wij voetbalden vroeger altijd (op straat).
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 17 - Quiz

De rode brandweerauto staat (voor ons huis)
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 18 - Quiz

Het paard bleef stilstaan (voor de hindernis).
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 19 - Quiz

Hij hangt erg (aan zijn moeder).
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 20 - Quiz

Ik reken dat wel uit (op de achterkant van het luciferdoosje).
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 21 - Quiz

De docent Nederlands heeft geen medelijden (met leerlingen die niet leren).
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 22 - Quiz