Herhalen 1 KNM

Pak je wiskundeschrift, etui en rekenmachine erbij.

1. Je maakt de opdracht in je schrift.
2. Kijken naar de meerkeuzeantwoorden.
3. Antwoord geven.
4. Stilte zodat we kunnen bespreken.


A = Staan                                        C = Rechterhand
B = Linkerhand                              D = Zitten
1 / 18
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Pak je wiskundeschrift, etui en rekenmachine erbij.

1. Je maakt de opdracht in je schrift.
2. Kijken naar de meerkeuzeantwoorden.
3. Antwoord geven.
4. Stilte zodat we kunnen bespreken.


A = Staan                                        C = Rechterhand
B = Linkerhand                              D = Zitten

Slide 1 - Slide

De lengte van de middellijn van een cirkel noemen we....
A = Straal
B = Hoogte
C = Diameter
D = Pi

Slide 2 - Slide

Met welk exact getal moet je de diameter van een cirkel vermenigvuldigen zodat je de omtrek van een cirkel kunt berekenen?
A = Straal
B = 3,14
C = Diameter
D = Pi

Slide 3 - Slide

De afstand van een hoekpunt tot de tegenoverstaande zijde in een driehoek noemen we....
A = Basis
B = Hoogte
C = Diameter
D = 90 graden 

Slide 4 - Slide

Bereken de oppervlakte van driehoek KLM.

Slide 5 - Slide

Bereken de oppervlakte van driehoek KLM.
A = 70 cm 2
B = 90 cm 2
C = 35 cm 2
D = 45 cm

Slide 6 - Slide

Bereken de oppervlakte van KLMN.

Slide 7 - Slide

Bereken de oppervlakte van KLMN.
A = 169 cm 2
B = 204 cm 2
C = 159 cm 2
D = 52 cm

Slide 8 - Slide

De oppervlakte van parallellogram KLMN was 204 cm 2.
Parallellogram KLMN wordt vergroot met factor 3, bereken de oppervlakte van de vergroting.

Slide 9 - Slide

De oppervlakte van parallellogram KLMN was 204 cm 2.
Parallellogram KLMN wordt vergroot met factor 3, bereken de oppervlakte van de vergroting.
A = 1836 cm 2
B = 612 cm 2

Slide 10 - Slide

Een cirkel heeft een diameter van 5 cm. Bereken de oppervlakte van deze cirkel en rond af op 1 decimaal. 

Slide 11 - Slide

Een cirkel heeft een diameter van 5 cm. Bereken de oppervlakte van deze cirkel en rond af op 1 decimaal. 
A = 5 cm 2
B = 78,5 cm 2
C = 19,6 cm 2
D = 7,9 cm

Slide 12 - Slide

Een cirkel heeft een omtrek van 20 cm. Bereken de straal van deze cirkel. Rond af op 1 decimaal.

Slide 13 - Slide

Een cirkel heeft een omtrek van 20 cm. Bereken de straal van deze cirkel. Rond af op 1 decimaal.
A = 3,2 cm 
B = 6,4 cm 
C = 10 cm 
D = 20 cm 

Slide 14 - Slide

Aan het werk:
Test Jezelf maken.
Werken in het e-book. Denk aan de berekeningen.

Werk voor jezelf en rustig.
timer
12:00
opp. rechthoek          = lengte x breedte
opp. driehoek             = basis x hoogte : 2
opp. parallellogram  = basis x hoogte
opp. cirkel                    = straal2
omtrek cirkel              = diameter x 
π
π

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Mavo:
Maken test jezelf opdracht T1 t/m T5 en T8.
Teken opdrachten moet je even ''voor je zien''.

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide