sporten + faire klas k1a

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Mercredi 20 mai 2020

• Ga naar www.lessonup.com en log in met de code rechtsonder in het scherm
• Meld je present in de chat (naam + present)

Qu'est-ce qu'on va faire aujourd'hui?

• exercice de vocabulaire
• sports
• explication du verbe 'faire' 
• faire exercices  

les buts

• aan het einde van deze les ken je de vervoegingen van het werkwoord 'faire=doen/maken'
• aan het einde van de les ken je enkele sporten in het Frans

Quels sports vous connaissez?
Welke sporten kennen jullie? (In het Frans)

Wat betekent tennissen?

1. faire du tennis
2. faire du cheval
3. faire de la danse
4. faire de la boxe

Wat betekent: faire du patinage

1. zwemmen
2. paardrijden
3. voetballen
4. schaatsen

Wat betekent zwemmen?

1. faire du cheval
2. faire de la danse
3. faire de la natation
4. faire du patinage

Wat is voetballen in het Frans?

Schrijf op in het Frans aan welke sport je doet.

1. Je fais du foot

2. Je fais de la natation

3 Je fais du cheval / Je fais de l'équitation

4. Je fais du hockey

5. Je fais du volley

6. Je fais de la danse

7. Je fais du badminton

8. Je fais du handball.

9. Je fais de la gymnastique.

10. je fais du karaté.

11. Je ne fais pas de sport. 

Faire

Doen

of

Maken

Passé Composé

J'ai fait = ik heb gemaakt/ik heb gedaan

Tu as fait

Il/elle/on a fait

Nous avons fait

Vous avez fait

Ils/Elles ont fait

Oefen le verbe Faire

1. Klik hierop Opdracht 1 
2. Klik hierop Opdracht 2

   

Ben je hiermee klaar? Maak opdracht: 16c+d,17,18,19

Wat heb je geleerd vandaag?

nous

vous

je

tu

ils

elle

font

fait

fais

faisons

fais

faites

Les devoirs 

Apprendre: A,B,E chapitre 6

Faire: 16c,d,17, 18, 19