• What is LessonUp
  • Search
  • Channels
  • AI tools

    Beta

‹Return to search

HS5, grammatica, HV1Q, 16-04-2021

Welkom!
Wat heb je nodig? Boek, schrift en pen
Waar gaan we mee aan de slag? Grammatica H6
1 / 51
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Welkom!
Wat heb je nodig? Boek, schrift en pen
Waar gaan we mee aan de slag? Grammatica H6

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
- Huiswerk bespreken (opdracht 5 en 6)
- Opdracht 7 uitleggen
- Aan de slag woordsoorten

Slide 2 - Slide

Opdracht 5 en 6

Slide 3 - Slide

Opdracht 7
Bij sommige werkwoorden kan je alle zinsdelen in een zin gebruiken. Bij andere werkwoorden niet.

  • 1. Ik leen mijn boek uit aan Jacqueline. (bij uitlenen gebruik je dus ow, lv en mv)
  • 2. Ik reken op een papiertje. (alleen ow) (anders wordt het berekenen of uitrekenen)
  • 3. Mijn vader vergoedt het bedrag aan de klant. (ow, lv en mv) 
  • 4. Vandaag luisterde ik. (alleen ow) (anders wordt het ik luisterde naar een verhaal)
  • 5. Ik bereken de som op een papiertje. (alleen ow en lv)
  • 6.....
  • 7.....
  • 8..... 

Slide 4 - Slide

Woordsoorten
znw
lw
bnw
vz
pers. vnw
zww
hww

Slide 5 - Slide

Aan de slag!
Wat? Opdracht 11 (blz. 281)
Hoe? Je mag overleggen/samenwerken 
Tijd? Je hebt tot het einde van de les de tijd.
Klaar? Laat je werk aan mij zien, is het goed? dan mag je chillen :-) 
Doel: Je herhaalt alle woordsoorten nog eens, zodat je voor de toets een pro bent!
timer
15:00

Slide 6 - Slide

Opdracht 14

Slide 7 - Slide

Opdracht 15

Slide 8 - Slide

Opdracht 20 (blz. 234) 
Bij opdracht 20 staat een tekst met allerlei vetgedrukte woorden.
Noteer de vetgedrukte woorden in je schrift, schrijf erachter welke woordsoort erbij hoort!

bijv: automatische = bnw 
timer
5:00

Slide 9 - Slide

Aan de slag!
Wat? Opdracht 5, 6 en 7 (blz. 280)
Hoe? Je mag overleggen/samenwerken 
Tijd? Je hebt tot het einde van de les de tijd.
Klaar? Je mag leren voor een ander vak. 

Doel: Je herhaalt alle zinsdelen nog eens, zodat je voor de toets een pro bent!
timer
15:00

Slide 10 - Slide

In totaal kennen we:
ww = werkwoorden
znw = PLADIMEDINA (planten, dieren, mensen dingen en namen)
bnw = bijvoeglijke naamwoorden (zegt iets over znw) dat mooie huis
vz = (...de kast of ... het kooitje of ... het feestje) (in, naast, op, tijdens, van, etc)
pers. vnw = verwijzen naar personen. (hij, zij, jij, het, wij, jullie, ik etc). 





Slide 11 - Slide

In totaal kennen we:
ww = werkwoorden

Dit leek natuurlijk de makkelijkste woordsoort, maar... Nederlands zou Nederlands niet zijn als ze ook deze categorie weer kunnen verdelen in twee soorten.

- hulpwerkwoorden
- zelfstandige werkwoorden. 

Slide 12 - Slide

In totaal kennen we:
- hulpwerkwoorden
Hulpwerkwoorden helpen het zelfstandige werkwoord in de zin. Je zou ze eventueel weg kunnen laten. 
- zelfstandige werkwoorden. 
Zelfstandige werkwoorden zijn de belangrijkste werkwoorden in de zin. Je kan ze niet weglaten! 


Zelfstandige werkwoorden staan meestal aan het einde van de zin en zijn (als er een voltooid deelwoord in de zin staat, het voltooid deelwoord in de zin)

Slide 13 - Slide

Kijk maar even mee...
  • Ik heb gisteren gefietst. 
  • Het belangrijkste werkwoord is gefietst.
  • Je zou namelijk ook kunnen zeggen: Ik fietste gisteren. 
  • heb = hww en gefietst = zww
  • Maaike en Mirjam liepen door de stad
  • Er staat maar 1 werkwoord in deze zin (als er maar één werkwoord in de zin staat, is dat het zww)
  • Liepen = zww 


Slide 14 - Slide

Kijk maar even mee...
  • Verzin zelf eens een zin met een hww en een zww. 


Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Aan de slag!
Wat? Opdracht 26, 27 en 28 (blz. 183 t/m 185)
Hoe? Je mag overleggen/samenwerken 
Tijd? 15 minuten de tijd!
Klaar? Je mag verder werken met spelling. 

Doel: Je wordt een pro in samenstellingen en verkleinwoorden :-). Kijk telkens met welke regel je te maken hebt!
timer
15:00

Slide 17 - Slide

Jarenlang heeft hier een ... schuur gestaan.
A
verwoeste
B
verwoesten
C
verwoestte

Slide 18 - Quiz

Dit is een ... bordje.
A
plasticen
B
plastic
C
plastice
D
plasgticcen

Slide 19 - Quiz

De ... bewoner reageerde op het heftige vuurwerk
A
geschrokken
B
geschrokke

Slide 20 - Quiz

Gisteren is Rob naar Den-Helder ...
A
verhuist (pv)
B
verhuist (vdw)
C
verhuisd (pv)
D
verhuisd (vdw)

Slide 21 - Quiz

Het ... mij niet dat Emre weer het hoogste cijfer heeft.
A
verbaast (pv)
B
verbaast (vdw)
C
verbaasd (pv)
D
verbaasd (vdw)

Slide 22 - Quiz

Het meervoud van bacterie is...
A
bacterieën
B
bacterieen
C
bacteriën
D
bacterien

Slide 23 - Quiz

Het meervoud van bacterie is...
A
bacterieën
B
bacterieen
C
bacteriën
D
bacterien

Slide 24 - Quiz

Het meervoud van afval is...
A
afvallen
B
afvals
C
afvalleren
D
er is geen mv van afval

Slide 25 - Quiz

De antwoorden!
1 Eenmaal onder de douche ontdekte Anish dat de shampoo op was.
2 Het luxe diner was zo lekker, dat Julia bijna vergat te kauwen.
3 In een regenwoud zul je niet zo snel een olifant tegenkomen.
4 Tijdens de pauze gaf de dirigent aan dat de cello niet goed gestemd was.
5 Volgens het concept mogen de verlote prijzen alleen tijdens kantooruren opgehaald worden.
6 De patiënten van de chirurg konden het niet waarderen dat hij ze probeerde te plagen.
7 Op het vliegveld werden de koffers van het circus grondig gecontroleerd door de douane.
8 Ligt je sleutelbos misschien op het toilet in het winkelcentrum?
9 Stiekem was men toch wel nieuwsgierig naar het nieuwe nummer van de gehate zangeres.
10 De caféhouder moest een speciaal vignet aanvragen om een terras te mogen hebben tijdens het festival.

Slide 26 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord
maar... Nederlands zou Nederlands niet zijn als ook hier een uitzondering op was. 

Bij 'nieuwe' stoffen, komt er helemaal geen -e- of -en- achter het woord te staan. 
Bijvoorbeeld: plastic bakje, aluminium fiets, polyester boot. 






Slide 27 - Slide

Voltooid deelwoord en bnw
Het voltooid deelwoord
en
Het bijvoeglijk naamwoord
  • Het voltooid deelwoord is een woord dat meestal begint met ge-, be-, ver en in de zin staat met hebben/worden/zijn
  • Het bijvoeglijknaamwoord is een woord dat iets zegt over een zelfstandig naamwoord. 

Slide 28 - Slide

Voltooid deelwoord als bnw
Maar je kan je ze ook combineren. Dan wordt een voltooid deelwoord gebruikt als een bijvoeglijk naamwoord. 
Bijvoorbeeld: de gemiste kans, het afgelopen concert, de gewassen broek, het gebruikte potlood. etc. 

Je hebt drie opties hoe je dit moet schrijven.
1. Je zet gewoon een -e- achter het voltooid deelwoord
2. Je moet een klinker weglaten
3. Je moet een medeklinker toevoegen. 


Slide 29 - Slide

Voltooid deelwoord
1. Je voegt een -e- toe.
De brand verwoest alles --> De verwoeste schuur.

2. Je moet een klinker weglaten
De kinderen waren verkleed --> de verklede kinderen

4. Je moet een medeklinker toevoegen
De man is gered --> De geredde man.

5. Voltooid deelwoorden die eindigen op -en- blijven ook zo als bijvoeglijk naamwoord. 
De taart is gebakken --> de gebakken taart. 

Je schrijft een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord altijd zo kort mogelijk!

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Aan de slag!
Wat? opdracht 26, 27 en 28. (blz. 127 en 128)
Hoe veel tijd? Tot het einde van deze les
Klaar? Mag je iets voor jezelf doen :-) 


Slide 32 - Slide

Tegenwoordige tijd

Is het een persoonsvorm in de t.t.? 

Ik - schrijf de ik-vorm
hij/zij/jij schrijf de ik-vorm + t
Staat jij achter de persoonsvorm? Schrijf dan de ik-vorm!
Loop jij? 

Verleden tijd

Staat de persoonsvorm in de v.t.?

Gebruik 't kofschip om te bepalen hoe je zwakke werkwoorden schrijft.

Zit de laatste letter van de stam in 't kofschip?
Dan komt er +te(n) achter de ik-vorm
Nee? Dan komt er +de(n) achter de ik-vorm)

Slide 33 - Slide

Tegenwoordige tijd

Hij ... (vinden) dat altijd zo leuk!

Mijn buurman ... (worden) morgen 50 jaar!



Jack ... (verhuizen) morgen naar Lelystad.


Verleden tijd

Ik ... (praten) regelmatig met Job. 

Sam ... (antwoorden) erg snel op WhatsApp. 

Let op! Bij het voltooid deelwoord gebruik je ook het 't kofschip.

Jack is wel eens vaker ... (verhuizen)




Slide 34 - Slide

Opdracht 21 en 22 bepreken
blz. 124 


Slide 35 - Slide

Meervoudsvormen
blz. 126 

Kijk je mee? 

Slide 36 - Slide

Wat is het doel van een inleiding?

Slide 37 - Open question

Noem één manier die een schrijver kan gebruiken om een tekst in te leiden.

Slide 38 - Open question

Noem één manier hoe je een tekst kan afsluiten

Slide 39 - Open question

Wat is het doel van een slot in een tekst?

Slide 40 - Open question

Op welke plek staat de kernzin meestal in de alinea?

Slide 41 - Open question

Welke tekstdoelen kennen we allemaal? Je kan ze los insturen!

Slide 42 - Mind map

Welke tekstvormen ken je allemaal?

Slide 43 - Mind map

Welke tekstsoorten ken je? Je kan ze los insturen.

Slide 44 - Mind map

De hoofdgedachte (blz. 195)
De hoofdgedachte is dat wat de schrijver over het onderwerp wilde vertellen. 

De hoofdgedachte = een samenvatting van het onderwerp + de hoofdzaken, geformuleerd in één zin. 

Hoewel het onderwerp altijd één of een groepje woorden is, is de hoofdgedachte altijd een zin. 


Slide 45 - Slide

Tips om de hoofdgedachte te vinden

1. Schrijf het onderwerp van de tekst op
2. Stel de vraag: Wat vertelt de schrijver over het onderwerp?
3. Bestudeer goed de titel en de inleiding: hierin staat vaak een aanwijzing
4. Vat de hoofdzaken over het onderwerp samen
5. Formuleer de hoofdgedachte in één complete zin
LET OP: de hoofdgedachte is nooit een vraag!

Slide 46 - Slide

2

Slide 47 - Video

00:44
Wat denk jij dat het onderwerp dan zou kunnen zijn?

Slide 48 - Open question

01:33
Wat denk jij dat de hoofdgedachte van deze tekst zal zijn?

Slide 49 - Open question

Samengevat
  1. De hoofdgedachte is één zin
  2. De hoofdgedachte vat de tekst samen
  3. De hoofdgedachte vind je vaak in de inleiding of titel
  4. De hoofdgedachte is nooit een vraag

Slide 50 - Slide

Aan de slag!
Wat? opdracht 44 blz. 195
Wat lezen? Tekst 6 blz. 196
Hoe veel tijd? Tot het einde van deze les
Klaar? Lees alvast de theorie op blz. 197. Hier gaan we morgen mee bezig!
Ook klaar? Ga aan de slag met een ander vak. 

Slide 51 - Slide

More lessons like this

HS5, grammatica, HV1Q, 13-04-2021

April 2021 - Lesson with 48 slides
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Week 36, les 2 - Taalverzorging 2

September 2023 - Lesson with 16 slides
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

Pro OK1 woordsoorten, onderwerp en hoofdgedachte

January 2023 - Lesson with 29 slides
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 2

HV1-herhaling alles (les 1, 3 en 4)

December 2020 - Lesson with 25 slides
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1-3

Les 2 taalverzorging blok 2

September 2022 - Lesson with 16 slides
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

HS3, spelling, HV1Q, 02-04-2021

April 2021 - Lesson with 35 slides
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

1hm grammatica woordsoorten les 2

April 2021 - Lesson with 15 slides
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

H1 t/m 5 - woordsoorten herhaling

January 2025 - Lesson with 21 slides
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1
LessonUp
TermsPrivacy StatementCookie StatementContact
English

Our Cookies

We use cookies to improve your user experience and offer you personalized content. By using Lessonup you agree to our cookie policy.

Change settings