Faqta 15-11

De grote Faqta quiz



Donder en bliksem
1 / 14
next
Slide 1: Slide
Basisschool

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

De grote Faqta quiz



Donder en bliksem

Slide 1 - Slide

Doel van deze les:
- De Faqta lessen herhalen en dus geheugen opfrissen
- Leren samenwerken met een willekeurige maatje

Via ClassDojo worden de maatjes gemaakt. 
De winnaars van de grote Faqta quiz, krijgen als beloning...
5 punten!!!

Slide 2 - Slide

Waar komt regen vandaan?
Waar komt regen vandaan?
A
De waterdruppeltjes liggen bovenop een wolk. Als het hard gaat waaien, vallen ze eraf.
B
De waterdruppeltjes zitten in de wolk. Ze worden groter en zwaarder. Als ze heel zwaar zijn, vallen ze omlaag.
C
De waterdruppeltjes zitten gevangen in de wolk. Ze willen eruit. Ze worden heel wild en springen eruit.

Slide 3 - Quiz

Hoog in de lucht is het warmer dan op
het land.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quiz

Vroeger gingen mensen op hoge heuvels wonen om zich te beschermen tegen een
overstroming. Hoe heet zo’n heuvel?
A
een dam
B
een dijk
C
een terp
D
een trap

Slide 5 - Quiz

Als het te weinig regent, komt er...
Als boeren het land gaan beregenen, dan
gaan ze...
Droogte
Een overstroming
Water sproeien. 
Grond omspitten.

Slide 6 - Drag question

Hoe komt er waterdamp in de lucht?
A
Als het regent. Regen is hetzelfde als waterdamp.
B
De zon warmt de zee op. Er ontstaat waterdamp
C
Regen dat de planten niet nodig hebben, verandert in waterdamp.

Slide 7 - Quiz


Wanneer ontstaat een onweerswolk?
A
een wolk ineens heel koud wordt.
B
een wolk ineens opwarmt.
C
een wolk hard groeit.

Slide 8 - Quiz

Door te tellen, kun je weten hoe ver een onweerswolk bij je vandaan is. Wat is
juist?
A
Tel je drie keer tussen de bliksem en de donder, dan is het onweer één kilometer bij je vandaan.
B
Tel je vier keer tussen de bliksem en de donder, dan is het onweer één kilometer bij je vandaan.

Slide 9 - Quiz

Drie kinderen laten zien hoe je moet zitten als het onweert, terwijl je in een open veld bent. Wie doet het goed?
A
Arend rent naar een groepje bomen en gaat eronder staan.
B
Benno gaat plat op de grond liggen in het gras.
C
Cindy gaat op haar hurken zitten en maakt zich klein.
D
Duco gaat rechtop staan met zijn armen over elkaar

Slide 10 - Quiz

Drijven of zinken. Waar heeft het mee te maken?
A
dichtheid
B
gewicht
C
materiaal

Slide 11 - Quiz


Een schip kan alleen drijven als het van hout is.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quiz

Hoe ontstaat waterenergie bij een watermolen?
A
Door de wind begint het rad van de molen te draaien. Die beweging duwt het water vooruit.
B
Het stromende water zet het rad van de molen in beweging. De kracht die dan ontstaat, kun je gebruiken.
C
Het stromende water wordt gestopt door de molen. Het water komt tot stilstand. Dit kost veel kracht.

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Video