zinnen maken

• Spaans
• MBO
• Studiejaar 4

¿Cómo escribir frases en español?

^{Om Spaanse zinnen op de goede manier te schrijven, hou je rekening met de volgende punten.} 

Stappen om Spaanse zinnen te schrijven

1. Kijk naar de zin betekenis van de werkwoorden en hele zin, wat druk je uit? 

Ik heb een nieuwe auto. > Tengo un coche nuevo. (bezit)

Ik ben aardig en grappig. > Soy amable y graciosos (eigenschap)

Ik heb een tortilla gegeten. > He comido una tortilla. (presente perfecto)

Ik ben naar het strand gegaan. > He ido a la playa. (presente perfecto)

2. Staan alle werkwoorden bij elkaar?

El hostal ha reservado una habitación doble.

Este invierno vamos a renovar los bungalows.

Mi amiga quiere hablar todo el tiempo.

3. Is per zin één werkwoord vervoegd?

Meestal staan de werkwoorden bij elkaar, maar het belangrijkste werkwoord in de zin moet vervoegd zijn.

La señora Gómez no puede comer lácteos.

¿Ella quiere hablar todo el tiempo?

4. Staat de ontkenning vóór het vervoegde werkwoord?

El hostal no puede reservar

una habitación doble.

 

5 & 6. Staat het belangrijkste werkwoord in de juiste tijd, vervoegd met de juiste persoonsvorm? Dus...

	Tegenwoordige tijd	Voltooid deelwoord	Toekomende tijd.
hablar	(yo) hablo	yo he hablado	voy a hablar
dormir	(yo) duermo	(yo) he dormido	voy a dormir
levantarse	(yo) me levanto	(yo) me he levantado	voy a levantarme
escribir	(yo) escribo	(yo) he escrito	voy a escribir

7. Staat de tijdsbepaling voor- of achteraan in de zin?

Wat geeft een tijdsbepaling aan? :

(gisteren, vorige maand, in 1898, om half drie, etc.)

"Esta mañana ha llamado el señor López"

of 

"El señor López ha llamado esta mañana"

8. Staat de plaatsbepaling voor- of achteraan in de zin?

Wat geeft een plaatsbepaling aan? :

(hier, daar, in Madrid, in de klas, etc.)

"Esta noche, la familia García quiere cenar en el restaurante."

of :

"En Sevilla puedes ver muchos museos interesantes"

9. mannelijk, vrouwelijk, enkelvoud, meervoud bij het bijvoegelijk naamwoord

Het bijvoegelijk naamwoord staat (meestal) achter het zelfstandig naamwoord:

un libro rojo ; unos libros rojos

la camiseta roja ; las camisetas rojas

Denk ook aan de uitzonderingen!: E, L

el libro azul; los libros azules en NIET: azulo, azulos

la camiseta verde ; las camisetas verdes en NIET:verdo, verdos.

10. mannelijk, vrouwelijk, enkelvoud, meervoud bij het bezittelijk voornaamwoord

Het bezittelijk voornaamwoord staat voor het zelfstandig naamwoord en geeft aan van wie iets /iemand is: 

mijn boek  - mi libro ;  mijn boeken - mis libros 

jouw broer - tu hermano; jouw broers - tus hermanos

zijn/haar /uw vriend - su amigo ; zijn vrienden - sus amigos

onze dochter - nuestra hija; onze dochters - nuestras hijas

onze zoon - nuestro hijo ; onze zoons - nuestros hijos

jullie zus - vuestra hermana ; jullie zussen - vuestras hermanas 

hun/uw laptop - su portátil ; hun laptops - sus portatiles

Vertaal: Ik heb een broer

Vertaal: Mijn zus is sportief

Vertaal: Vandaag heb ik een broodje gegeten

Vertaal: Hij is naar de supermarkt gegaan

Vertaal: Wij willen voetballen

Vertaal: Zij voetballen

Vertaal: Hij doucht zich

Vertaal: Hij heeft zich gedoucht

Vertaal: Slaap jij veel?

Vertaal: Heb je veel geslapen vandaag?