quiz tijdvak 1 t/m 4

tijdvak 1 t/m 4
1 / 28
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

tijdvak 1 t/m 4

Slide 1 - Slide

welk woord past niet bij deze kaart?
A
overschotten
B
landbouw
C
geldeconomie
D
dorpen

Slide 2 - Quiz

welk verschijnsel was geen gevolg van het ontstaan van de eerste steden?
A
schrift
B
sociale verschillen
C
landbouwoverschot
D
specialisatie

Slide 3 - Quiz

bij welke samenleving uit tijdvak 1 past deze afbeelding?
A
jagers-verzamelaars
B
landbouwsamenleving
C
landbouw-stedelijke samenleving
D
stedelijke samenleving

Slide 4 - Quiz

Bijna alles wat we weten van volken uit de prehistorie komt uit onderzoek van materiële bronnen. Toch kennen we van sommige prehistorische volken de naam van hun aanvoerder.

Leg uit waardoor:
we voor volken uit de prehistorie meestal alleen over materiële bronnen beschikken,
maar soms de naam van hun aanvoerder kennen.

Slide 5 - Open question

Stonehenge niet gebouwd kan zijn door jagers-verzamelaars. Leg dit uit. Doe dat door:
-twee kenmerken van de leefwijze van jagers-verzamelaars te noemen en
-met deze kernmerken telkens uit te leggen waarom jager-verzamelaars Stonehenge niet konden bouwen.
Toelichting
De stenen die gebruikt zijn in Stonehenge wegen gemiddeld 40.000 kg en werden 250 kilometer over land en water vervoerd tot de plek waar zij nu staan

Slide 6 - Open question

Stel:
Bij een opgraving vind je
- in laag 1: visfuiken, resten van speren, een vuistbijl, resten van vuurplaatsen en
- in laag 2: resten van een maalsteen en grondsporen van een ploeg.
In slechts één van beide lagen was een vaste woonplaats.
Beredeneer in welke laag zich de vaste woonplaats bevond.

Slide 7 - Open question

Gebruik bron 1. Uit deze bron trek je twee conclusies:
1 De Klokbekercultuur was een landbouwsamenleving.
2 Uit namen als Klokbeker-, Trechterbeker- of
Bandkeramiekcultuur kun je concluderen dat het gaat
om prehistorische culturen.
Ondersteun beide conclusies.

Slide 8 - Open question

De Griekse geschiedschrijver Plutarchus beschreef het leven van Alexander de Grote in een boek. Deze opdracht gaat over de betrouwbaarheid van deze bron.

Hieronder staan vier feiten over Plutarchus en zijn biografie van Alexander.

Welk feit is een goed argument voor de betrouwbaarheid van Plutarchus?
A
De film 'Alexander' (2004) van de Amerikaanse regisseur Oliver Stone is grotendeels gebaseerd op Plutarchus' biografie.
B
Plutarchus laat in zijn biografie regelmatig merken dat hij Alexander de Grote bewondert om zijn moed en zijn leiderschap.
C
Plutarchus schreef zijn 'Leven van Alexander' circa 100 n.C., meer dan 400 jaar na de dood van Alexander de Grote in 323 v.C.
D
Plutarchus vermeldt duidelijk in zijn biografie welke bronnen hij voor de levensbeschrijving van Alexander heeft geraadpleegd.

Slide 9 - Quiz

Welke bewering over de Atheense democratie is juist?
A
De Atheense democratie stond onder controle van de Raad van Vijfhonderd en was dus geen echte democratie.
B
De democratie in Athene was een directe democratie, omdat het volk eerst volksvertegenwoordigers koos, die vervolgens opkwamen voor de belangen van het volk.
C
De democratie in Athene was een directe democratie, wat betekende dat je persoonlijk aanwezig moest zijn bij de volksvergadering om te kunnen meebeslissen.
D
De Atheense democratie was een directe democratie, omdat het hele volk, niemand uitgezonderd, mocht meebeslissen.

Slide 10 - Quiz

Wat is romanisering?
A
Het overnemen van de Romeinse cultuur door overwonnen volken.
B
Een tijd van rust en vrede voor het Romeinse rijk
C
Het vereren van de Romeinse keizer
D
Het veroveren van Romeins gebied

Slide 11 - Quiz

is dit representatief voor de manier waarop Romeinen met christenen omgingen?
A
ja, want de christenen vereerden de Romeinse goden niet
B
nee, want keizer Theodosius maakte het christendom tot staatsgodsdienst

Slide 12 - Quiz

1
2
3
4
5
Democratie wordt ingevoerd in Athene
Christenen worden gekruisigd in Romeinse Rijk
Neolithische revolutie
Steeds meer volken vallen Romeinse Rijk binnen
de eerste dorpen ontstaan langs de Nijl

Slide 13 - Drag question

1
2
3
4
5
Pythagoras bedenkt zijn beroemde stelling 
jagers maken rotsschilderingen in Lascaux
Neolithische revolutie
De staat Egypte wordt opgericht
Alexander de Grote verovert de Griekse paleis

Slide 14 - Drag question

welk stelsel?
A
hofstelsel
B
leenstelsel

Slide 15 - Quiz

welke uitspraak over het hofstelsel klopt niet?
A
Horigen woonden op het domein van een heer of abt
B
De horigen waren leenmannen van de heer of abt
C
De horigen werden beschermd door de heer
D
De horigen verrichten herendiensten en betaalden in natura

Slide 16 - Quiz

kan de Paus deze afbeelding gebruiken als propaganda?
A
ja, want hij kroont de keizer
B
nee, want de keizer staat boven de Paus
C
er bestond nog geen propaganda in de middeleeuwen

Slide 17 - Quiz

wat was geen oorzaak voor de herleving van de landbouw-stedelijke samenleving?
A
Verbeteringen in de landbouw
B
Er kwam een einde aan de invasies van agressieve volkeren
C
Het ontstaan van een geldeconomie en internationale handel
D
Door vrijstelling van de landbouw kon men zich specialiseren

Slide 18 - Quiz

welke uitspraak over stadsrechten klopt niet?
A
Steden betaalden belasting in ruil voor stadsrechten
B
Steden kregen privileges zoals eigen bestuur en rechtspraak
C
Vorsten hadden minder macht, maar werden wel rijker
D
Adel werd door stadsrechten juist machtiger i.t.t. burgers

Slide 19 - Quiz

1
2
3
4
5
Utrecht krijgt stadsrechten
handel verdwijnt, boeren gaan op een domein leven
de eerste dorpen ontstaan langs de Nijl
jagers trekken door de Po-delta 
Romeinse handelaren brengen wijn naar Nederland

Slide 20 - Drag question

In de wereld zijn er verschillende staatsvormen. Zoek de begrippen op en verbind ze met de juiste betekenis.
Monarchie 
Democratie
Aristocratie
Tirannie
Iemand grijpt de macht en regeert alleen
De besten (bijv. de adel) regeren
Een koning regeert
Het volk regeert

Slide 21 - Drag question

Thucydides wordt de 'vader van de wetenschappelijnke geschiedschrijving' genoemd.
Leg met een bronelement uit dat zijn manier van onderzoek doen past bij het wetenschappelijk denken van de Grieken.

Slide 22 - Open question

In vergelijking met de Galliërs in Frankrijk gingen de Germanen laat over op het gebruik van het Latijnse alfabet.
Leg uit dat dit te maken had met de grenzen van het Romeinse Imperium.

Slide 23 - Open question

Een conclusie:
Deze bron maakt duidelijk dat in het Romeinse Rijk sprake is van wederzijdse beïnvloeding tussen de plaatselijke cultuur en de Romeinse cultuur. Ondersteun deze conclusie met de bron.

Slide 24 - Open question

Een bewering: Uit deze bron blijkt dat paus Gregorius ervan uitgaat dat continuïteit de kerstening van Engeland bevordert.
Toon dit aan door aan te geven:
 welke continuïteit Gregorius nastreeft en
 waardoor deze aanpak de kerstening van Engeland kan bevorderen.

Slide 25 - Open question

In deze bron zie je een munt uit Dorestad (8e/9e eeuw). Leg uit of dit een goed voorbeeld is van de 'overgang van landbouwstedelijke samenleving naar landbouwsamenleving bestuurd door horigheid/hofstelsel'

Slide 26 - Open question

De ineenstorting van het Romeinse Rijk bracht een grote verandering van de economie in West-Europa met zich mee.
Noem deze verandering en leg uit dat deze verandering bijdroeg aan het ontstaan van het feodale stelsel.

Slide 27 - Open question

Uit deze bron blijkt dat in de late middeleeuwen:
1 het feodalisme blijft bestaan en
2 de militaire organisatie zich heeft aangepast aan de nieuwe
economische omstandigheden van die tijd.
Toon de juistheid van beide conclusies aan.

Slide 28 - Open question