- eerst de pv
- wg (pv + overige ww)
- o (wie/wat + wg)
- lv (wie/wat + o + wg)
- mw ( aan/ voor wie of wat + wg+ o)
- bwb (wanneer, waar, hoe, waarom, waardoor, waarmee)
- zet zinsdeelstrepen als je een onderdeel hebt gevonden.
This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.
- eerst de pv
- wg (pv + overige ww)
- o (wie/wat + wg)
- lv (wie/wat + o + wg)
- mw ( aan/ voor wie of wat + wg+ o)
- bwb (wanneer, waar, hoe, waarom, waardoor, waarmee)
- zet zinsdeelstrepen als je een onderdeel hebt gevonden.
This item has no instructions
Enkelvoudige zin.
In een enkelvoudige zin zit maar één pv.
Maak de zin vragend en de pv komt vooraan te staan.
Wat ga je doen als het om een vraagzin gaat?
This item has no instructions
Samengestelde zin (een zin met een voegwoord of een komma)
In een samengestelde zin staan altijd 2 of meer pv's.
Je kan de zin niet vragend maken, verander het aantal in de zin.
Vb.
De poes miauwt, want ze heeft honger en de brokjes zijn op.
De poezen miauwen, want ze hebben honger en het brokje is op.
Hij leert heel hard, maar hij haalt nooit een goed cijfer.
Zij leerden heel hard, maar zij haalden nooit een goed cijfer.
This item has no instructions
Werkwoordelijke gezegde
PV + overige werkwoorden in een zin
Sterre heeft het ook geprobeerd.
heeft = pv
heeft geprobeerd = wg
This item has no instructions
Naamwoordelijk gezegde heeft een koppelwerkwoord (kww)
Zijn, worden, blijven
Een koppelwerkwoord koppelt het werkwoord aan een toestand of een eigenschap.
Jouw kleren blijven nat.
pv = blijven
blijven is een kww
Wat in de zin zegt iets over het onderwerp?
Onderwerp = jouw kleren
Nat zegt iets over jouw kleren, de toestand van jouw kleren, ze zijn nat.
blijven nat = ng
This item has no instructions
Boas is een echte waterrat geworden.
Pv = is
overige ww in de zin? = geworden
is komt van zijn dus een kww
onderwerp = Boas
Wat in de zin zegt iets over de eigenschap van Boas? Wat is hij geworden?
een echte waterrat
is een echte waterrat geworden = ng
This item has no instructions
Je vindt het onderwerp door te vragen:
Wie/wat + het gezegde = o, het is lang niet altijd een persoon
De fout ligt bij jou.
gezegde = ligt
Wie of wat ligt?
o = de fout
De golven zijn hoger dan normaal.
gezegde = zijn
Wie of wat zijn?
o = de golven
This item has no instructions
Je stelt de vraag: Wie/wat + o + gezegde EEN ZIN MET EEN NG BEVAT NOOIT EEN LV!!!
Het lv ondergaat de handeling.
Boyan schiet met pijl en boog.
gezegde = schiet
o = Boyan
Wat schiet Boyan? = met pijl en boog
Alle leerlingen hebben een schrift.
gezegde = hebben
o = alle leerlingen
Wat hebben alle leerlingen? = een schrift
This item has no instructions
Je stelt jezelf de vraag: aan/ voor wie of wat + gezegde + o
Ik heb het gisteren nog aan je moeder gevraagd.
Gezegde = heb gevraagd
O = ik
Aan wie heb ik wat gevraagd? = aan je moeder
Die docent is mij te streng!
gezegde = is te streng (NG)
o = die docent
Voor wie is die docent te streng? = mij
This item has no instructions
De bwb geeft antwoord op de vragen :wanneer, waar, hoe, waarom, waardoor, waarmee
De leerling wordt later een erg goede leraar.
Gezegde: wordt een erg goede leraar (NG)
O = de leerling
Wanneer wordt.... = later BWB
This item has no instructions
BWB
Gisteren heb ik hem gezien.
Gezegde = heb gezien
O = ik
Wanneer heb ik hem gezien? gisteren = bwb
Morgen gaat de tuinman in de tuin onkruid wieden.
Gezegde = gaat wieden
O = de tuinman
Wanneer gaat de tuinman wieden? Morgen = bwb
Waar gaat hij wieden? n de tuin = bwb
This item has no instructions
This item has no instructions
This item has no instructions
This item has no instructions
This item has no instructions
This item has no instructions
This item has no instructions
This item has no instructions
This item has no instructions
This item has no instructions
This item has no instructions
This item has no instructions
This item has no instructions
This item has no instructions
We use cookies to improve your user experience and offer you personalized content. By using Lessonup you agree to our cookie policy.