Aufgabe 35, Schrijf 10 volledige zinnen met behulp van de Sprachmittel op Seite 122
Aufgabe 36, Schrijf een antwoord in het Duits op de gestelde vraag.
Aufgabe 38, Vertaal de vraag met het passende antwoord naar het Duits.
Aufgabe 39, Kies 1 van de 4 dieren en beschrijf het dier, noem minimaal 3 eigenschappen. Bijvoorbeeld: groot, klein, ondeugend, lief, zacht enz.
Aufgabe 41, Beschrijf je huisdier, benoem minimaal de 6 punten uit de opdracht. Heb je geen huisdier bedenk er dan 1.