week 33, 2m, K4, regelmatige ww + haben/sein

Planung
Rückblick /
Regelmatige werkwoorden
haben und sein

F: Sprechen

Selbständig arbeiten
Donnerstag 11. April 2024
Herzlich Willkommen!
1 / 31
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavo, havoLeerjaar 2

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Planung
Rückblick /
Regelmatige werkwoorden
haben und sein

F: Sprechen

Selbständig arbeiten
Donnerstag 11. April 2024
Herzlich Willkommen!

Slide 1 - Slide

Denke nochmal an.....
  • Jassen aan de kapstok of in je kluisje
  • Geen pet, capuchon, muts en oortjes
  • Niet naar het toilet
  • Telefoon in bak of in je kluis
  • Boek en laptop meenemen
  • Niet eten in het lokaal

Slide 2 - Slide

Vervoegen van regelmatige werkwoorden en herhaling van de werkwoorden haben en sein.
Hoe moet dat ook alweer?


Kapitel 4 Tiere
Welche Wörter kennst du noch?

Slide 3 - Slide

De basisuitgangen
ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
-e
-st
-t

-en
-t
-en
feesttenten
uitleg

Slide 4 - Slide

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
spiele
spielt
spielst
spielen
spielt
spielen

Slide 5 - Drag question

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
Sie/sie
machen
macht
mache
macht
machen
machst

Slide 6 - Drag question

(kaufen) Ihr _____ solche teuere Sachen.
A
kaufst
B
kaufen
C
kaufet
D
kauft

Slide 7 - Quiz

(besuchen) Du ______ die Oma.
A
besucht
B
besuchst
C
besuchen
D
besuche

Slide 8 - Quiz


(wohnen) Du ______ gerne in
Spanien.
A
wohne
B
wohnt
C
wohnen
D
wohnst

Slide 9 - Quiz

Hoe maak je het voltooid deelwoord van regelmatige werkwoorden?

Slide 10 - Open question

Hij heeft gemaakt.
Er hat _____________. (machen)

Slide 11 - Open question

Jij hebt gestuurd.
Du hast ____________. (schicken)

Slide 12 - Open question

Dit waren allemaal regelmatige werkwoorden.

Bij regelmatige werkwoorden gebruik je bij het vervoegen de (fe)esttenten regel.

Slide 13 - Slide

Volgende les
Volgende les een oefentoets over het vervoegen van regelmatige werkwoorden.

Zorg dat je een opgeladen laptop bij je hebt.

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

2 belangrijke onregelmatige werkwoorden

haben und sein

Bij deze kun je het ezelsbruggetje niet gebruiken.
Deze vervoegingen moet je uit je hoofd leren.

Slide 16 - Slide

haben & sein
ich
habe
bin
du
hast
bist
er / sie / es
hat
ist
wir
haben
sind
ihr
habt
seid
sie / Sie 
haben
sind

Slide 17 - Slide

Het werkwoord haben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben

Slide 18 - Drag question

Het werkwoord sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind

Slide 19 - Drag question

(haben ) Wir ... unseren Eltern eine Karte geschrieben.

Slide 20 - Open question

(sein) Ich ... jetzt vierzehn Jahre alt.

Slide 21 - Open question

(sein) ... Sie schon wieder krank?

Slide 22 - Open question

(haben) ... du Zeit für mich?

Slide 23 - Open question

Fragen?

Slide 24 - Slide

F: Sprechen
Aufgabe 30, Seite 120 : Aussprache
Aufgabe 33, Seite 121 : Sprachmittel vorbereiten

Slide 25 - Slide

Selbständig arbeiten
De opdrachten maak je in je schrift of op Seite 134 und 135 im Buch.
Zinnen moeten helemaal uitgeschreven zijn.

Slide 26 - Slide

Selbständig arbeiten
Aufgabe 35, Schrijf 10 volledige zinnen met behulp van de Sprachmittel op Seite 122
Aufgabe 36, Schrijf een antwoord in het Duits op de gestelde vraag.
Aufgabe 38, Vertaal de vraag met het passende antwoord naar het Duits.
Aufgabe 39, Kies 1 van de 4 dieren en beschrijf het dier, noem minimaal 3 eigenschappen. Bijvoorbeeld: groot, klein, ondeugend, lief, zacht enz.
Aufgabe 41, Beschrijf je huisdier, benoem minimaal de 6 punten uit de opdracht. Heb je geen huisdier bedenk er dan 1.

Ab Seite 122
timer
20:00

Slide 27 - Slide

Niet eten! Slokje drinken mag.
Niet door de klas heen blijven lopen.
timer
4:30

Slide 28 - Slide

Ga naar: play.blooket.com

Slide 29 - Slide

Hausaufgaben
Machen:


Lernen:

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide