Getallenlijn, ordenen en < en >

Getallen H1
  • Ordenen en uitspreken
  • de getallenlijn
  • <    >    = tekens
1 / 17
next
Slide 1: Slide
RekenenMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Getallen H1
  • Ordenen en uitspreken
  • de getallenlijn
  • <    >    = tekens

Slide 1 - Slide

Getallen uitspreken
Sommige getallen kunnen op twee manieren uitgesproken worden.
5213 bijvoorbeeld mag je uitspreken als:
"vijf duizend twee honderd (en) dertien" (5000 + 200 + 13)
of
"twee-en-vijftig honderd (en) dertien" (5200 + 13)

Slide 2 - Slide

Getallen opschrijven


Hoe groter het getal wordt, hoe moeilijk het is om het in één keer goed uit te spreken.
Om het overzichtelijk te houden kun je daarom een spatie plaatsen na de eerste drie getallen.

Bijvoorbeeld: 5 123 



Slide 3 - Slide

De Mount Everest is 8848 meter hoog.

Hoe spreek je dit getal uit?
A
achtduizend achthonderdvierentachtig
B
achtduizend achtenveertig
C
achtduizend achthonderdvier
D
achtduizend achthonderdachtenveertig

Slide 4 - Quiz

Hoe schrijf je twaalfduizend in cijfers?
A
12 000 000
B
1200
C
12 000
D
12 000 000 000

Slide 5 - Quiz

Schrijf vierentachtig honderd drieënzeventig als getal.

Slide 6 - Open question

Getallenlijn
Op een liniaal of meetlat staan de getallen zó netjes op volgorde dat je niet alle getallen erbij hoeft te schrijven.

Slide 7 - Slide

Hoe groot zijn de sprongen op deze getallenlijn?

Slide 8 - Slide

Voorbeelden van getallenlijnen

Slide 9 - Slide

Welk getal wijst de pijl aan op de getallenlijn?
A
36
B
37
C
38
D
39

Slide 10 - Quiz

Welk getal wijst de pijl aan op de getallenlijn?
A
808
B
809
C
880
D
890

Slide 11 - Quiz


Welk getal ligt
precies in het
midden?

Slide 12 - Open question


Welk getal ligt
precies in het
midden?

Slide 13 - Open question

kleiner dan, groter dan
< kleiner dan: -3 < 2
> groter dan: -2 > -5

= is gelijk aan: 5 = 5
≈ ongeveer gelijk aan (afronden): 599 ≈ 600

Slide 14 - Slide

wat moet op de stippellijnen staan?
305 ... 304

A
>
B
<
C
=
D

Slide 15 - Quiz

T-2 kleiner (<) of groter (>) of gelijk (=):

5234................11200
A
>
B
<
C
=
D

Slide 16 - Quiz

En nu...
Inloggen Nu rekenen 

Maken 1.4



Slide 17 - Slide