Verhaalsommen glijbanen

Rekenen
Het glijbanenpark
1 / 15
next
Slide 1: Slide
RekenenBasisschoolGroep 3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes, text slide and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Rekenen
Het glijbanenpark

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video


Er zijn in het zwembad
4 snelle glijbanen en 3 langzame glijbanen.
Hoeveel glijbanen zijn er in totaal?
A
1
B
6
C
7
D
2

Slide 3 - Quiz


Van de 10 zwembaden zijn er 2 rood en 2 geel.
De rest is blauw.
Hoeveel glijbanen zijn er blauw?
A
7
B
6
C
5
D
4

Slide 4 - Quiz


De super glijbaan gaat over een half uur open.
Het is nu 11 uur.
Hoe laat gaat de glijbaan open?
A
half 11
B
12 uur
C
11 uur
D
half 12

Slide 5 - Quiz


Bij de glijbaan staan 10 kinderen te wachten.
De helft zijn jongens, de andere helft meisjes.
Hoeveel meisjes staan er te wachten?
A
5
B
2
C
10
D
15

Slide 6 - Quiz

Er zijn 12 jongens.
6 jongens hebben een bloemetjes zwembroek aan.
De rest heeft een zwarte zwembroek.
Hoeveel jongens hebben een zwarte zwembroek?
A
4
B
5
C
3
D
6

Slide 7 - Quiz


De rode glijbaan is 20 meter lang.
Joep is al op de helft.
Hoeveel meter heeft hij al gegleden?
A
20
B
5
C
25
D
15

Slide 8 - Quiz


De gele glijbaan is 25 meter lang.
Saar heeft al 10 meter gegleden.
Hoeveel meter moet zij nog?
A
3
B
25
C
15
D
35

Slide 9 - Quiz

Tim en Bas staan te wachten voor de glijbaan.
Ook Noor en Sem staan te wachten.
Er wachten nog 6 andere kinderen.
Hoeveel kinderen zijn er in totaal?
A
10
B
12
C
8
D
4

Slide 10 - Quiz


Er zijn 20 glijbanen in het zwembad.
2 zijn onveilig: die mag je niet meer gebruiken.
Hoeveel glijbanen zijn er dan over?
A
18
B
22
C
25
D
8

Slide 11 - Quiz


Stan wil vandaag 15 keer van de superglijbaan.
Hij is al 6 keer geweest.
Hoe vaak moet hij vandaag nog?
A
15
B
9
C
21
D
19

Slide 12 - Quiz

Jelle heeft een strippenkaart voor het zwembad.
Daarmee kan hij 30 keer zwemmen.
Hij is al 15 keer geweest.
Hoe vaak kan hij nog?
A
45
B
23
C
5
D
15

Slide 13 - Quiz

Stijn kan 20 keer zwemmen met zijn strippenkaart.
Hij is al 16 keer geweest.
We willen weten hoe vaak hij nog kan.
Welke som moeten we dan maken?
A
20 - 16 =
B
16 + 20 =
C
16 - 20 =
D
16 : 20 =

Slide 14 - Quiz


Jorien moet om 5 uur thuis zijn.
Het is nu 4 uur.
Hoeveel tijd heeft Jorien nog?
A
Een half uur
B
2 uur
C
1 uur
D
3 uur

Slide 15 - Quiz