Bedrijfskolom
1 / 10
Lesson duration is: 50 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Wat is een bedrijfskolom?
Duid het juiste antwoord aan.
Een bedrijfskolom ...
Duid het juiste antwoord aan.
Een bedrijfskolom ...
A
bestaat uit de bedrijven waarmee een bedrijf handelt.
B
bestaat uit alle bedrijven die eenzelfde soort product maken.
C
is de productieweg binnen een bedrijf.
D
is een schematische weergave van de bedrijven die betrokken zijn bij de productie en verkoop van een product.
Slide 2 - Quiz
De consument behoort tot de bedrijfskolom. Juist of fout?
A
Juist
B
Fout
Slide 3 - Quiz
Een transportbedrijf maakt GEEN deel uit van de bedrijfskolom.
Juist of fout?
Juist of fout?
A
Juist
B
Fout
Slide 4 - Quiz
Aan wie verkoopt de groothandelaar?
A
Grossier
B
Consument
C
Opkoper
D
Kleinhandelaar
Slide 5 - Quiz
Aan wie verkoopt de kleinhandelaar?
A
Grossier
B
Consument
C
Opkoper
D
Kleinhandelaar
Slide 6 - Quiz
Welke schakel in de bedrijfskolom voegt geen waarde toe aan het product?
A
Groothandelaar
B
Opkoper
C
Consument
D
Kleinhandelaar
Slide 7 - Quiz
Hieronder staan een aantal bedrijven uit de bedrijfskolom van brood.
Duid de juiste volgorde aan.
Duid de juiste volgorde aan.
A
Opkoper-grossier-graanboer-meelfabriek-bakker
B
Graanboer-meelfabriek-opkoper-grossier-bakker
C
Grossier-opkoper-graanboek-bakker-meelfabriek
D
Graanboer-opkoper-meelfabriek-grossier-bakker
Slide 8 - Quiz
Een supermarkt koopt het brood niet langer bij een broodfabriek, maar koopt meel bij de meelfabriek en gaat het brood zelf bakken.
Er is dus sprake van ....
Er is dus sprake van ....
A
Parallellisatie
B
Integratie
C
Differentiatie
D
Specialisatie
Slide 9 - Quiz
Een groothandel in wijnen gaat zich toeleggen op de verkoop van Franse wijnen.
Er is sprake van...
Er is sprake van...
A
Parallellisatie
B
Integratie
C
Differentiatie
D
Specialisatie
