This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 90 min
Items in this lesson
Even voorstellen...
Emma & Timo
Slide 1 - Slide
Die Planung
- Lernziele
- Video Uhrzeiten
- Arbeitsblatt Uhrzeiten
- Wann nutzen wir du/Sie?
- Redemittel üben
- Sprechaufgabe
Slide 2 - Slide
Lernziele
Aan het einde van de les kunnen de studenten bepalen wanneer ze in een formele situatie de du/sie vorm gebruiken.
Aan het einde van de les kunnen de studenten in het Duits de kloktijden benoemen.
Aan het einde van de les kunnen de studenten in het Duits vertellen wat de prijs is van een product.
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Video
Die Uhrzeiten
- Arbeitsblatt machen (15 min)
- Danach besprechen
Slide 5 - Slide
Du/Sie hoe zit het?
De Sie- vorm wordt ook wel de beleefdheidsvorm genoemd
- Als je tegen klanten praat, altijd.
- Maar ook leraren, oudere mensen en onbekenden.
- Duitsers hechten er meer waarde aan dan Nederlanders.
Slide 6 - Slide
Du- vorm
De du- vorm gebruiken we voor informele situaties:
- Tegen leeftijdsgenoten.
-Tegen je ouders.
-Tegen bekenden.
Slide 7 - Slide
Wanneer gebruik je Du en wanneer Sie? Der Fahrgast (passagier)
A
Du
B
Sie
Slide 8 - Quiz
Wanneer gebruik je Du en wanneer Sie? der Dozent
A
Du
B
Sie
Slide 9 - Quiz
Wanneer gebruik je Du en wanneer Sie? Ein Freund
A
Du
B
Sie
Slide 10 - Quiz
Wanneer gebruik je Du en wanneer Sie? Unbekannte Gleichaltrige
A
Du
B
Sie
Slide 11 - Quiz
Pause (10 min)
Slide 12 - Slide
Die Planung
- Lernziele
- Video Uhrzeiten
- Arbeitsblatt Uhrzeiten
- Wann nutzen wir du/Sie?
- Redemittel üben
- Sprechaufgabe
Slide 13 - Slide
De Fiets
A
Das Bicycle
B
das Fiets
C
Das Rad
D
Das Fahrrad
Slide 14 - Quiz
Ik wil graag een fiets huren.
A
Ich möchte ein Fahrrad mieten.
B
Ich wille ein Fahrrad huren.
C
Ich kann gerne ein Fahrrad renten.
D
Ich kaufe gerne ein Fahrrad.
Slide 15 - Quiz
Hoeveel kost het per uur?
A
Wie viele ist es pro Uhr?
B
Hoeviele kostet es per Uhre?
C
Wie viele kostet es pro Stunde?
D
Wieviel kost es pro Stunde?
Slide 16 - Quiz
Meld u om 14.40 bij de Gate.
A
Melden Sie sich bitte um 14.40 an der Gate.
B
Meldest du sich um 14.40 an der Gate.
C
Meld Sie um 14.40 an der Gate.
D
Sie sollen um 14.40 an der Zoll melden.
Slide 17 - Quiz
Rol A:
Je bent op vakantie in Düsseldorf en je wilt graag de stad verkennen. Je besluit een fiets te huren! Je vertelt hoe lang je de fiets wilt gebruiken en je vraagt naar de uurprijs.
Rol B:
Je werkt in Düsseldorf voor een groot fiets verhuurbedrijf. Je beantwoordt de vragen van de klant en zet de fiets voor ze klaar.
Slide 18 - Slide
Übersetze die Sätze auf dem Arbeitsblatt
(20 min)
Ihr könnt die Wörterliste / Online Wörterbuch / Arbeitsbuch nutzen.