taal actief groep 4 T3 woordenschat

• Taal
• Basisschool
• Groep 4

Als je beschrijft hoe je kamer eruit ziet. Wat doe je dan?

1. precies vertellen hoe het eruit ziet
2. inrichten
3. passen en meten
4. ontwerpen

Wat een fraaie slaapkamer heb jij zeg!

Wat betekent fraai?

1. groot
2. saai
3. mooi
4. lelijk

Wat is het tegenovergestelde van afwisselend?

1. treurig
2. saai
3. gezellig
4. fraai

rolmaat

duimstok

meetlint

Als je iets bedenkt en op papier tekent. Wat doe je dan?

1. precies vertellen hoe het eruit ziet
2. inrichten
3. passen en meten
4. ontwerpen

soorten vuilnis

Wat bak je?

1. ingrediënten
2. specerijen
3. vlees
4. deeg

Wat kneed je?

1. ingrediënten
2. specerijen
3. vlees
4. deeg

Wat kan rijzen?

1. ingrediënten
2. specerijen
3. vlees
4. deeg

Wat geeft smaak aan je eten?

1. ingrediënten
2. specerijen
3. vlees
4. deeg

Noem specerijen

Een idee .....

1. is altijd stom
2. daar poep je op
3. is een recept
4. kun je bedenken