This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 90 min
Items in this lesson
Verslag schrijven
Deel 2
Benodigdheden: Pen en papier, telefoon
Slide 1 - Slide
Het doel van de lessen
Het verbeteren van het schrijven,
begrijpen en interpreteren van een verslag/meetbrief.
Slide 2 - Slide
Pak je telefoon erbij!
Slide 3 - Slide
Wat weet je nog van vorige week over het schrijven van een verslag?
Slide 4 - Open question
Even terugkoppelen naar vorige week...
- Zakelijke stijl - Heldere structuur - Varieer in zinsbouw
Slide 5 - Slide
Zakelijke stijl
Zorg voor een zakelijke, onpersoonlijke en algemene stijl. Schrijf niet vanuit een persoonlijk perspectief. Gebruik dus geen: ik, we, je, en ‘je’, ‘jij’ en ‘u’.
Slide 6 - Slide
Wanneer mag je wel vanuit een persoonlijk perspectief schrijven?
A
Als je je mening geeft
B
Als je dingen waarneemt
C
Als je de resultaten bespreekt
D
Weet ik niet zeker
Slide 7 - Quiz
Heldere structuur
Slide 8 - Slide
Varieer in zinsbouw!
1. Lange en korte zinnen
2. Begin elke zin op een andere manier
Slide 9 - Slide
Vorige week
- Zakelijke stijl
- Heldere structuur - Varieer in zinsbouw
Vandaag
- Beschrijf je waarneming
- Bronvermelding
De leesbaarheid van een verslag
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Video
Waarnemen met vijf zintuigen
Slide 12 - Slide
Bronvermelding
Al het werk van andere mensen dat je gebruikt
in je verslag, noem je een bron.
Een bron kan zijn:
- een boek
- een tijdschrift
- een artikel uit een krant of van een website zijn.
Slide 13 - Slide
Een bron vermelden
Bijvoorbeeld door te citeren:
Het letterlijk kopiëren van andermans woorden. Dit kan een zinsdeel, een zin of een kleine alinea zijn.
Parafraseren: Je drukt het idee van iemand anders uit in je eigen woorden
Slide 14 - Slide
Een bron vermelden
Slide 15 - Slide
Een voorbeeld
"Feedback geven we de hele dag door." (Meer, Neijenhof & Bouwens, 2001).
OF
Volgens Meer, Neijenhof en Bouwens (2001) geven we de hele dag door feedback