Week 20

Week 20 Unit 6L 1-2-3
1 / 25
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Week 20 Unit 6L 1-2-3

Slide 1 - Slide

Planning 
  • Week 19 Deeltoets Vocabulary Unit 5  (16 Points)
  • Week 21 Deeltoets ALL Irregular verbs (10 Points)
  • Week 22 Deeltoets Vocabulary Unit 6 (16 Points)
  • Week 23 Repetitie Unit 5&6 (weging 2)
  • Week 24 Leesvaardigheid (weging 2)

Slide 2 - Slide

Week 20 Unit 6 Lesson 1-2-3 
  • Vocabulary Unit 6.2-3-4-5-6
  • Revision The Future
  • Instruction Wordorder U6L2
  • All Irregular verbs 
  • Exercises U6L2:2-3-5-6-7-9
  • Exercises U6L3:2-3-4-7

Slide 3 - Slide

The Future (De toekomst) 1-2
"I know the third form
of the future and I can make 
sentences" (to be going to 
                                            +hele ww)

Slide 4 - Slide

Make a sentences in the Future, using "the present simple"

Slide 5 - Open question

Make a sentences in the Future, using "the present continuous"

Slide 6 - Open question

Make a sentences in the Future, using "to be + going to+ hele ww"

Slide 7 - Open question

Make a sentences in the Future, using "will/shall+ hele ww"

Slide 8 - Open question

Study Vocabulary Unit 6
Go to the LessonUp with all the words of Unit 6 
Exercises:U6L2:2-9-10
                   U6L3:2-4-7
                   

Slide 9 - Slide

U6L2 Word order
  • Weet je wat een bijwoord en een bijvoegelijknaamwoord is?
  • Leer de eerste drie uit je hoofd
  • De laatste 2 PTT = Plaats voor Tid en Tijd altijd als laatste 

Slide 10 - Slide

Een adverb is een..?
A
bijwoord
B
hulpwerkwoord
C
bijvoeglijk naamwoord

Slide 11 - Quiz

adjective is een....
A
bijwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord

Slide 12 - Quiz

Wordorder
Waar hoort het bijwoord always ?
He is late for school.
A
He is always late for school.
B
He always is late for school.
C
Always he is late for school.
D
He is late for school always.

Slide 13 - Quiz

What is the right English wordorder?
A
Father is at the moment in the kitchen
B
In the kitchen is father at the moment.
C
Father is in the kitchen at the moment.

Slide 14 - Quiz

Wordorder
Welke zin is juist ?
A
He bought a car yesterday in London.
B
He bought a car in London yesterday.
C
he bought yesterday a car in London.
D
He yesterday bought a car in London.

Slide 15 - Quiz


wordorder
Wat is de juiste volgorde
A
You there went last Monday.
B
You there last Monday went.
C
You went last Monday there.
D
You went there last Monday.

Slide 16 - Quiz

Een adjective zegt iets over...
A
Werkwoord (verb)
B
Zelfstandig naamwoord (noun)
C
Bijvoeglijk naamwoord (adjective)
D
Onderwerp (subject)

Slide 17 - Quiz


Ik ken de woordjes van U65Lesson 2-3 (EN-DU & DU-EN)

Slide 18 - Poll


Ik weet  hoe ik een zin in de future kan maken met behulp van de Present Simple & Present Continuous & To be going to + hele ww & Will/Shall +hele ww

Slide 19 - Poll


Ik weet hoe ik zinnen in de juiste volgorde kan zetten

Slide 20 - Poll


Ik ken alle "irregualr verbs"

Slide 21 - Poll

Homework
Study Vocabulary Unit 6 Lesson 2-3 (EN-DU & DU-EN) 
Practise the words in Lesson Up
Do the Vocabulary test in Lesson Up
Work on exercises of Unit 6 (final check on Thursday) If you haven't finished your homework, you will have to stay at school until you have..... (so sorry!!!!)
Hand in form of the irregular verbs at the start of each lesson

Slide 22 - Slide

Adverbs & Adjectives (Bijwoorden & Bijvoegelijke nw)

Slide 23 - Slide

Let op!!


Leer deze uit je hoofd!!
Now, make exercises U5L4:7-8-9

Slide 24 - Slide

All-Every-Each
Exercises:
U5L5:6-7

Slide 25 - Slide