Mens en Zorg H3 Communiceren met de zorgvrager

• Zorg en Welzijn
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 3

• Mens en Zorg  H3  Communiceren.

Als je werkt in de zorg, dan is een respectvolle benadering erg belangrijk.
Wat hoort niet bij een respectvolle benadering?

1. Zorgvuldig omgaan met de privacy van zorgvrager.
2. Zorgvuldig omgaan met eigendommen van een zorgvrager.
3. Rekening houden met de normen en waarden van de zorgvrager
4. Vertrouwelijke informatie van zorgvrager vertellen aan je moeder.

Wat is empathie?

Normen en waarden.

• Normen: wat 'normaal' is in het leven.
• Bijvoorbeeld het is normaal om op tijd op je werk of op school te komen.
• Waarden :  wat je waardevol ofwel belangrijk vindt in het leven.
• bijvoorbeeld: privacy als je aan het douchen bent.

Eerlijkheid.
Is dit een norm of een waarde?

1. Norm
2. Waarde

Eerlijkheid is dus een waarde. Iets wat belangrijk ofwel waardevol is in ons leven.
Welke norm hoort hierbij?

1. De waarheid vertellen.
2. Observeren.
3. Empathie tonen.

Privacy geven aan een bewoner is een waarde.
Welke norm hoort hierbij?

1. De waarheid vertellen.
2. Doen wat je hebt beloofd.
3. Empathie verlenen.
4. Kloppen op de deur voordat je de kamer binnenstapt.

Verbale en non-verbale communicatie.

• communiceren doe je met en zonder woorden.
• Verbale communicatie: communicatie met woorden: praten, telefoneren, whatsappbericht sturen, een brief schrijven.
• Non- verbale communicatie: communicatie zonder woorden, maar met je lichaamshouding: duim opsteken, knikken, 

Wat is verbale communicatie?

1. Communicatie met woorden.
2. Communicatie zonder woorden.

Stan telefoneert met zijn vriendin.
Dit is:

1. Verbale communicatie
2. Non-verbale communicatie.

Kimberley is boos en slaat hard met de vuist op tafel.

1. Verbale communicatie.
2. Non verbale communicatie

Je mentor is trots op jullie en steekt haar duim op.

1. Verbale communicatie.
2. Non- verbale communicatie

Het verschil tussen een open- en gesloten vraag.

• Open vraag: begint altijd met een 'vraagwoord''.
• zoals: Wat, wie, waar , welke, wanneer en hoe.
• Bijvoorbeeld: Hoe voelt u zich vandaag?
• Gesloten vraag:  begint met een werkwoord.
• bijvoorbeeld: Bent u naar de kapper geweest

Wilt u een kopje koffie?

1. Open vraag
2. Gesloten vraag

Wilt u het gele of het blauwe T-shirt aan?

1. Open vraag
2. Gesloten vraag

Gaat u vandaag nog een wandeling in de stad maken?

1. Open vraag.
2. Gesloten vraag.

Waar gaat u vandaag wandelen?

1. Open vraag.
2. Gesloten vraag.

Welk T-shirt wilt u aan?

1. Open vraag.
2. Gesloten vraag.