Voorzetsels

Voorzetsels
voor / achter / naast / in / op / uit / onder / boven
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsISK

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Voorzetsels
voor / achter / naast / in / op / uit / onder / boven

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Wat is het voorzetsel?
1. Een kind zit naast de man
2. Het glas staat op tafel
3. Ik stap uit de bus
4. De kat ligt onder het bed
5. Ik zit op de stoel
6. Mijn schrift zit in mijn tas
7. De boom staat achter het huis

Slide 5 - Slide

De man zit ... de stoel
A
onder
B
op
C
in
D
boven

Slide 6 - Quiz

De kat ligt ... de tafel
A
op
B
uit
C
achter
D
onder

Slide 7 - Quiz

Ik doe mijn telefoon ... de tas
A
in
B
boven
C
onder
D
naast

Slide 8 - Quiz

De man zit ... de bank
A
op
B
achter
C
voor
D
in

Slide 9 - Quiz

De vrouw loopt ... het paard
A
naast
B
op
C
uit
D
achter

Slide 10 - Quiz

De kat ligt ... de tafel

Slide 11 - Open question

De man zit ... de stoel

Slide 12 - Open question

De vis zwemt ... de kom

Slide 13 - Open question

De vis springt ... de kom

Slide 14 - Open question

De melk zit ... het glas

Slide 15 - Open question