Leesvaardigheid 4AG week 37

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

Welke leesstrategie gebruik je om het deelonderwerp van tekst te vinden?

1. Oriënterend lezen
2. kritisch lezen
3. Zoekend lezen
4. Globaal lezen

Welke leesstrategie gebruik je om de betrouwbaarheid te beoordelen?

1. oriënterend lezen
2. globaal lezen
3. intensief lezen
4. kritisch lezen

Welke leesstrategie gebruik je als je de hoofdgedachte moet bepalen?

1. oriënterend lezen
2. globaal lezen
3. intensief lezen
4. kritisch lezen

Bij het schrijfdoel opiniëren hoort de tekstsoort

1. Uiteenzetting
2. Betoog
3. Beschouwing

Bij welk antwoord staan de juiste schrijfdoelen aan de juiste tekstsoort gekoppeld?

1. informeren - uiteenzetting overtuigen - beschouwing
2. informeren - uiteenzetting overtuigen - betoog
3. opiniëren - betoog overtuigen - beschouwing
4. opiniëren - beschouwing overtuigen - uiteenzetting

Welk citaat voldoet niet aan de eisen van juist citeren

1. 'Het heeft er alle schijn van dat het like-tijdperk in 1988 is begonnen. (r. 32)
2. 'Het heeft ... is begonnen.' (r. 32)
3. 'het heeft er alle schijn van dat het like-tijdperk in 1988 is begonnen.' (r. 32)
4. 'Het heeft er alle schijn van dat het like-tijdperk in 1988 is begonnen'. (r. 32)

Wanneer jou gevraagd wordt een zinsgedeelte te citeren, is het volgende antwoord fout.

1. 'Het heeft er alle schijn van dat het like-tijdperk in 1988 is begonnen. (r. 32)
2. 'dat het like-tijdperk in 1988 is begonnen.' (r. 32)
3. 'dat het ... is begonnen. (r. 32)
4. 'dat het ... is begonnen.'

uiteenzetting beschouwing betoog: noem verschillen

Welke beweringen over een hoofdgedachte zijn juist?

1. Teksten kunnen eenzelfde onderwerp hebben, maar een andere hoofdgedachte.
2. De hoofdgedachte kan een vraag of een stelling zijn.
3. Een hoofdgedachte is altijd één zin.
4. De hoofdgedachte vat de kern van de tekst samen.

Geef voorbeelden van tekstvormen die passen bij een uiteenzetting