Les 2: Onderneming

Les 2: Onderneming
1 / 22
next
Slide 1: Slide
EconomiePraktijkonderwijsLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Les 2: Onderneming

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
  • 📊 Wat is omzet, kosten en winst — en hoe bereken je dat?
  • 📦 Wat moet je allemaal inkopen voor je bedrijf?

  • 📣 Hoe trek je klanten aan en waarom is reclame belangrijk?
  • ⚠️ Wat gebeurt er als je te weinig verdient? (risico’s van ondernemen)

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat is een onderneming?( korte herhaling)

Slide 3 - Open question

This item has no instructions

Slide 4 - Video

This item has no instructions

Vraag1:
Leg in je eigen woorden uit:
Wat is omzet?

Slide 5 - Open question

This item has no instructions

Vraag 2:
Leg in je eigen woorden uit:
Wat zijn kosten?

Slide 6 - Open question

This item has no instructions

Vraag 3:
Leg in je eigen woorden uit:
Wat is winst?

Slide 7 - Open question

This item has no instructions

Welke kosten heeft een bedrijf?

Slide 8 - Mind map

Uitleg met voorbeelden:
Huur: geld voor je pand
Inkoop: spullen die je verkoopt
Personeel: medewerkers
Reclame: folders, posters
Energie: gas, water, licht
Wat heb je nodig in jouw eigen bedrijf?
📝 Opdracht: Maak een lijstje van wat jij nodig hebt in jouw eigen bedrijf.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Opdracht: Reken het uit voor jouw eigen bedrijf!
📋 Stap 1: Vul het lijstje in voor jouw bedrijf

  • Wat verkoop je? 
  • Hoeveel verkoop je per dag? 
  • Wat is de prijs per stuk?
  • Wat betaal je aan personeel? 
  • Hoeveel huur betaal je? 
  • Kosten energie 

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

📋 Stap 2: Zo reken je het uit
Omzet berekenen:
Omzet is het geld dat je binnenkrijgt door te verkopen.

  • Kijk eerst hoeveel je verkoopt (het aantal).
  • Kijk daarna wat je per stuk/ per klant vraagt (de prijs).
  • Vermenigvuldig(keer) die twee met elkaar.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Kosten berekenen:
Kosten zijn alle uitgaven die je hebt om je bedrijf te laten draaien.

Tel het geld bij elkaar op dat je betaalt voor personeel, huur, reclame, energie en andere dingen die je nodig hebt.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Winst berekenen
Winst is het geld dat je overhoudt nadat je alle kosten hebt betaald.

Trek de kosten af van de omzet.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

⚠️ Wat gebeurt er als je te weinig verdient? (risico’s van ondernemen)

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

📣 Hoe trek je klanten aan en waarom is reclame belangrijk?

Slide 15 - Open question

This item has no instructions

Wat ga je doen:
Maak met Canva of op papier een reclameposter voor je eigen bedrijfje.
Zet erop:

  • Bedrijfsnaam
  • Wat je verkoopt
  • Prijs
  • Een leuke slogan
  • Een plaatje

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Presenteer je reclameposter
Vertel over je reclameposter !

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

📊 Wat is omzet, kosten en winst — en hoe bereken je dat?
📦 Wat moet je allemaal inkopen voor je bedrijf?
📣 Hoe trek je klanten aan en waarom is reclame belangrijk?
⚠️ Wat gebeurt er als je te weinig verdient? (risico’s van ondernemen)

Hierboven staan de leerdoelen hebben jullie de doelen behaald? leg hieronder uit.

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

Wat is een marktonderzoek?

Slide 19 - Open question

This item has no instructions

Vraag: Welke 3 vragen zou jij stellen aan je klasgenoten over jouw product of dienst?
Typ ze hieronder in!

Slide 20 - Open question

This item has no instructions

Aan de slag!

✔️ Voer jouw marktonderzoek uit bij minimaal 5 klasgenoten.
✔️ Vraag wat zij van jouw product of dienst vinden.
✔️ Schrijf de antwoorden op.

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Opdracht:
Ga via internet op zoek naar een onderneming of bedrijf waar jij later graag zou willen werken.
Wat moet je doen?
  • Zoek een bedrijf dat bij jou past. Dit mag van alles zijn: een kapsalon, ziekenhuis, bouwbedrijf, supermarkt, dierenopvang, restaurant, autogarage, of iets anders.
  • Schrijf de naam van het bedrijf op.
  • Schrijf op wat dit bedrijf doet.
  • Vertel waarom jij graag bij dit bedrijf zou willen werken.

Slide 22 - Slide

This item has no instructions