Bijwoorden en bijvoeglijke naamwoorden 1

1 / 22
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Weet je nog het verschil tussen een bijwoord en een bijvoeglijk naamwoord? 
Ga verder naar de volgende dia

Slide 2 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord
zegt iets over ...........

Slide 3 - Slide

bijvoegelijk naamwoord - adjective...


Basisregel: een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.     A beautiful car. ("beautiful" zegt iets over "the car".)
Een bijvoeglijk naamwoord hoef je niet te veranderen, je kunt het zo overschrijven.
 

Slide 4 - Slide

Een Bijwoord 
zegt iets over ...........

Slide 5 - Slide

bijwoord- adverb...

Basisregel: een bijwoord zegt iets over een werkwoord
(actie in de zin).

Madonna sings beautifully. ("beautifully" zegt iets over "sings".)
Hoe maak je een bijwoord?

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide


The garden is .....
A
beautifully
B
beautiful

Slide 8 - Quiz


She dances ......
A
wonderful
B
wonderfully

Slide 9 - Quiz


The garden is .....
A
beautifully
B
beautiful

Slide 10 - Quiz


She skates ....
A
fastly
B
fast

Slide 11 - Quiz


It tastes ....
A
good
B
well

Slide 12 - Quiz


The game looks cool.
A
cool
B
coolly

Slide 13 - Quiz


Sheila is a .... football player.
A
good
B
well
C
goodly

Slide 14 - Quiz


This is an .... difficult game.
A
incredibly
B
incredible

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Video

Waar zegt een bijwoord iets over?
A
Zegt iets over een werkwoord
B
Zegt iets over "adjectives"
C
Zegt iets over het zelfstandig naamwoord
D
Zegt iets over andere "adverbs"

Slide 17 - Quiz

Waar zegt een bijvoeglijk naamwoord iets over?
A
Zegt iets over een werkwoord
B
Zegt iets over andere "adjectives"
C
Zegt iets over het zelfstandig naamwoord
D
Zegt iets over "adverbs"

Slide 18 - Quiz

How did it go?
Doel: aan het einde van de les weten we wat het verschil is tussen een adverbs en adjective..

Slide 19 - Slide

Ik weet het verschil tussen een adverb en adjective en kan deze toepassen.
A
ja
B
nee
C
een beetje
D
met hulp

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Video

Weet je het nog steeds niet zo goed, klik dan op de volgende dia voor extra uitleg.

Slide 22 - Slide