Stevigheid en beweging, klas 3

Stevigheid en beweging, klas 3
Voor deze oefentoets heb je nodig:
- laptop
- aantekeningenschrift
1 / 26
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 35 min

Items in this lesson

Stevigheid en beweging, klas 3
Voor deze oefentoets heb je nodig:
- laptop
- aantekeningenschrift

Slide 1 - Slide

Stevigheid en beweging, klas 3

Deze oefentoets heeft 23 vragen.
Ben je klaar? Oefen dan met de LessonUp de onderwerpen die je nog lastig vindt.

Slide 2 - Slide

Welke functie van het skelet zie je het beste terug bij de schedel?
A
Het skelet geeft vorm aan het lichaam
B
Het skelet beschermt kwetsbare organen
C
Het skelet maakt het lichaam stevig
D
Het skelet zorgt dat het lichaam kan bewegen

Slide 3 - Quiz

Goed of fout , het skelet geef stevigheid, vorm, beweging en bescherming
A
Goed
B
fout

Slide 4 - Quiz

Welke functies heeft ons skelet?
A
Vormgeven, bescherming en stevigheid
B
Vormgeven, stevigheid en beweging
C
Beweging, vormgeven, stevigheid en bescherming
D
het skelet heeft geen functie

Slide 5 - Quiz

Wat is de functie van de tussenwervelschijven? (meerdere antwoorden)
A
Schokdemper
B
Geeft stevigheid
C
Aanmaak van bloedcellen
D
Maken beweging mogelijk

Slide 6 - Quiz

Wat is de functie van gewrichtssmeer?
A
Het houdt de botten stevig
B
het zorgt dat botten soepel kunnen bewegen
C
het is tegen slijtage van de botten
D
geeft vorm aan de botten

Slide 7 - Quiz

Lees de tekst ‘Nieuwe heup’.

Over welke functie van het skelet gaat het in de tekst?
A
bescherming van organen
B
beweging mogelijk maken
C
stevigheid geven aan het lichaam
D
vorm geven aan het lichaam

Slide 8 - Quiz


Wat is GEEN functie van ons skelet?
A
Het skelet maakt je lichaam stevig
B
Je skelet zorgt ervoor dat we kunnen denken
C
Het skelet beschermt organen
D
Het skelet zorgt ervoor dat je kunt bewegen

Slide 9 - Quiz

Kraakbeen zorgt ervoor dat
A
een gewricht kan bewegen
B
het bot niet zo snel slijt en botten soepel kunnen bewegen
C
een bot stijf is
D
stevigheid van een gewricht

Slide 10 - Quiz

Wat is de functie van gewrichtbanden?
A
soepel bewegen van het gewricht
B
houdt de 2 botten bij elkaar
C
zorgt voor extra stevigheid van het gewricht

Slide 11 - Quiz

schedel
Schouderblad
Opperarmbeen
Heupbeen
ribben
ellepijp
spaakbeen
lendenwervels
halswervels
dijbeen
knieschijf
scheenbeen
Kuitbeen
sleutelbeen

Slide 12 - Drag question

In de afbeelding hiernaast staat het skelet van de mens weergegeven. Een aantal botten staat aangegeven met cijfers.
Sleep de namen van de botten (linkerkant) naar het juiste cijfer.
7
5
6
8
9
10
1
2
3
4
dijbeen
lendenwervel
schouderblad
knieschijf
borstwervel
scheenbeen
heiligbeen
staartbeen
borstbeen
heupbeen

Slide 13 - Drag question

Bevat veel lijmstof
Bevat weinig lijmstof
Bevat veel kalk
Is buigzaam
Bevat weinig kalk
Beenweefsel
Kraakbeenweefsel
Geeft stevigheid

Slide 14 - Drag question

Kogel-
gewricht

scharnier-
gewricht
rol-
gewricht

Slide 15 - Drag question

timer
0:30
spier
spierbundel
pees
spiervezel

Slide 16 - Drag question

Wat is een antagonist?
A
een spier met een tegengestelde werking
B
een spier met dezelfde werking
C
allemaal pezen bij elkaar

Slide 17 - Quiz

Bestaat een baby skelet uit meer botten als een volwassen skelet?
Leg jouw antwoord uit.

Slide 18 - Open question

Hoeveel botten heeft een volwassen skelet?
A
206
B
26
C
2060
D
620

Slide 19 - Quiz

Noem een taak van het skelet als beschermende functie.

Slide 20 - Open question

Hoe heet het deel van het skelet dat bij nummer 2 is afgebeeld?

Slide 21 - Open question

Wat voor soort skelet zie je in de afbeelding?

Slide 22 - Open question


 In de afbeelding is een gewricht getekend.
Welk gewricht?

A
Een heupgewricht.
B
Een kniegewricht.
C
Een schoudergewricht.
D
Een enkelgewricht.

Slide 23 - Quiz

Heeft de kuitspier een antagonist?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quiz

Wat zijn antagonisten?
A
Spieren waarvan de samentrekking geen tegengesteld effect hebben
B
Spieren waarvan de uitstrekking een tegengesteld effect heeft
C
Spieren waarvan de samentrekking een tegengesteld effect heeft

Slide 25 - Quiz

Wat zijn GEEN antagonisten?
A
Rugspier en buikspier
B
Quadriceps en hamstrings
C
Scheenbeenspier en kuitspier
D
Kuitspier en bovenbeenspier

Slide 26 - Quiz