Wiskunde 9.1 tm 9.5 herhaling,

Wiskunde hoofdstuk 9
herhaling
1 / 51
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Wiskunde hoofdstuk 9
herhaling

Slide 1 - Slide

In deze les
  1. Gaan we de paragrafen 9,1 tm 9,5 herhalen d.m.v. vragen;
  2. krijg je veel vragen over dit hoofdstuk;
  3. gebruik kladpapier om de verhoudingtabellen
    op te schrijven zodat je eenvoudiger kunt uitrekenen
  4. het is een oefening voor morgen= diagnostische toets.

Slide 2 - Slide


A
6
B
8
C
10
D
12

Slide 3 - Quiz


A
één tweede
B
vier achtste
C
drie tiende
D
vijf twaalfde

Slide 4 - Quiz


welke som is staat
hier eigenlijk?
A
30 : 10 = 3
B
30 : 5 = 6
C
5 : 30 = 0,16666
D
30 : 1 = 30

Slide 5 - Quiz

In hoeveel stukken is de
taart verdeeld?
A
in 4 stukken
B
in 3 stukken
C
in 2 stukken
D
niet verdeeld

Slide 6 - Quiz

1 4 Wat betekent drie vijfde deel?

2 5

3 6
A
drie van de vijf
B
vijf van de drie

Slide 7 - Quiz

1 4 bij welke breuk krijg

2 5 je het meeste?

3 6
A
vier vijfde
B
drie vijfde
C
twee zesde
D
twee achtste

Slide 8 - Quiz

wat is de goede berekening?

A
40 : 5 x 3 =
B
40 : 5 : 3=

Slide 9 - Quiz

welke berekening is goed?
A
15 : 5 x 2 =
B
15 : 5 : 2=

Slide 10 - Quiz

Wat betekent het als René korting
krijgt?
A
ze moet meer betalen dan €80,00
B
Ze moet minder betalen dan €80,00

Slide 11 - Quiz

René wil deze laarsjes kopen.
Hoeveel kosten de laarsjes
ZONDER de korting?
A
€40,00
B
€80,00

Slide 12 - Quiz

Korting betekent dus....
A
minder betalen
B
meer betalen

Slide 13 - Quiz

Hoeveel % korting krijgt René als zij
de laarsjes koopt?
A
€80,00
B
40%

Slide 14 - Quiz

Lies zegt tegen René:
"De laarsjes kosten maar de helft ".
Heeft Lies gelijk?
A
Ja
B
Nee

Slide 15 - Quiz

Moet René meer of minder dan de
helft betalen?
A
meer
B
minder

Slide 16 - Quiz

Hoeveel € korting krijgt René?
A
10 % = € 8,00, dus 40% is 4 x8 ,00 is €32,00
B
ze krijgt minder dan de helft korting dus €39,00

Slide 17 - Quiz

uitrekenen!
Je berekent eerst 1%= 80 : 100=€0,80   daarna bereken ik de korting

%
100%
1%
40%
€80
0,80

Slide 18 - Slide

Hoeveel korting krijg je in €
A
80% x 0,80=€64,00
B
40% x 0,80 = €32,00

Slide 19 - Quiz

Hoeveel moet je betalen als de korting
er van af is?
A
€80,00 - 32 = €48,00
B
€80,00 - 64 = €16,00

Slide 20 - Quiz

Hoeveel vakjes moeten gekleurd worden om
van de hele figuur in te kleuren?
43
A
9
B
15
C
12
D
18

Slide 21 - Quiz

Hoeveel procent van deze figuur is gekleurd? Rond af op één decimaal.

Slide 22 - Open question

3/10 deel is .....%
A
10%
B
20%
C
30%
D
0%

Slide 23 - Quiz

1/4 deel is .....%
A
50%
B
10%
C
40%
D
25%

Slide 24 - Quiz

1/5 deel is .....%
A
10%
B
20%
C
30%
D
50%

Slide 25 - Quiz

1/100 deel is .....%
A
1%
B
2%
C
10%
D
100%

Slide 26 - Quiz

maak van het percentage een breuk.
10 % =
A
één tiende deel = 1/10
B
twee tiende deel = 2/10

Slide 27 - Quiz

maak van het percentage een breuk.
25 % =
A
een vierde deel = 1/4
B
een tweede deel = 1/2

Slide 28 - Quiz

Slide 29 - Slide

Vertel zoveel mogelijk, van wat jij weet, over de verhoudingstabel.

Slide 30 - Open question

Welke regel hoort er bij
een verhoudingstabel?
A
Alles wat je boven de lijn doet, doe je ook onder de lijn.
B
Het aantal en % staan altijd door elkaar.

Slide 31 - Quiz

Waar of NIET waar?
Na de 100 % ga ik eerst 1%
berekenen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 32 - Quiz

Wat moet er staan
bij de x ...
A
1000
B
100
C
12
D
350

Slide 33 - Quiz

wat moet er staan
bij de : ...
A
0,75
B
3
C
150
D
500

Slide 34 - Quiz

Wat reken je via 1?
A
Aantal mL
B
Prijs in euro
C
Allebei
D
Niks

Slide 35 - Quiz

Een woonzorgcentrum heeft 150
bewoners. Daarvan zijn er 108 ouder
dan 80 jaar.

Waarom staat er 100 onder 150 in de tabel?
A
Omdat er 100 bewoners zijn
B
Omdat 150 bewoners 100% is.
C
Omdat je moet delen door 100
D
Omdat er 108 ouder zijn dan 80

Slide 36 - Quiz

Een woonzorgcentrum heeft 150
bewoners. Daarvan zijn er 108 ouder
dan 80 jaar.

Hoe bereken je hoeveel procent ouder is dan 80?
A
150 : 108
B
100 : 108
C
100 : 1 x 108
D
100 : 150 x 108

Slide 37 - Quiz

Jolanda leest in een folder dat een rokje van €35,- nu maar €25 euro kost.
Hoeveel euro korting is dat?
A
€15,-
B
€10,-
C
€25,-
D
€60,-

Slide 38 - Quiz

Jolanda leest in een folder dat een rokje van €35,- nu maar €25 euro kost.

Bereken hoeveel procent korting dat is. Rond af op hele procenten
A
29%
B
71%
C
10%
D
25%

Slide 39 - Quiz

'Handige percentages'
Als je 10% van iets wilt uitrekenen dan kun je ....
A
Delen door 10
B
Delen door 100
C
Delen door 4
D
Keer 10 doen

Slide 40 - Quiz

'Handige percentages'
Als je 25% van iets wilt uitrekenen dan kun je ....
A
Delen door 10
B
Delen door 100
C
Delen door 4
D
Keer 10 doen

Slide 41 - Quiz

'Handige percentages'
Als je 40% van iets wilt uitrekenen dan kun je ....
A
Delen door 10 en dan keer 4
B
Delen door 100 dan keer 3
C
Delen door 4 keer 10
D
Keer 10 doen

Slide 42 - Quiz

'Handige percentages'
Als je 50% van iets wilt uitrekenen dan kun je ....
A
Delen door 4
B
Delen door 5
C
Delen door 2
D
keer 2 doen

Slide 43 - Quiz

Bereken het
kortingsbedrag
van het bureau
A
€35
B
€75
C
€60
D
€105

Slide 44 - Quiz

Bereken het
kortingsbedrag
van de shampoo
A
€3,10
B
€1,60
C
€0,80
D
€20

Slide 45 - Quiz

Bereken de nieuwe
prijs van de
sportschoenen
A
€20,-
B
€40,-
C
€60,-
D
€25,-

Slide 46 - Quiz

Bereken de nieuwe
prijs van de televisie
A
€27,5
B
€250,-
C
€247,50
D
€147,50

Slide 47 - Quiz

Hoe bereken je de korting?
A
59 x 15
B
59 x 100 x 15
C
59 : 100
D
59 : 100 x 15

Slide 48 - Quiz

Hoe duur is de pannenset?
A
82,95
B
17,05
C
105
D
84

Slide 49 - Quiz

Een fiets van €879,- wordt 8% duurder
Hoeveel procent moet je betalen
A
8
B
100
C
92
D
108

Slide 50 - Quiz

Esmee werkt in de vakantie in een supermarkt. Ze verdient daarmee €20,50 per dag.
Ze is jarig geweest en krijgt 12% loonsverhoging.
Wat gaat ze nu per dag verdienen?
A
20,50
B
22,96
C
24,0
D
30,0

Slide 51 - Quiz