19 september

Wat doen we vandaag?
  • Vragen grammatica/opdracht?
  • Bespreken 3B, t/m 8. 
  • Benoemen 3B. 
  • Vertalen 3B. 
1 / 38
next
Slide 1: Slide
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Wat doen we vandaag?
  • Vragen grammatica/opdracht?
  • Bespreken 3B, t/m 8. 
  • Benoemen 3B. 
  • Vertalen 3B. 

Slide 1 - Slide

Vragen grammatica?

Slide 2 - Open question

A. Werkwoord 3
  • Wat is een participium?
  • Het participium is een "deelwoord". Dat wil zeggen:
  • 1. Het is een werkwoord 
  • 2. Het zegt iets over het woord waar het bij hoort.
  • 3. Het gedraagt zich als een bijvoeglijk naamwoord.
  • 4. Het heeft dus naamval, geslacht, getal.
  • 5. Het wordt zowel predicatief als bijvoeglijk gebruikt. 

Slide 3 - Slide

Geen vragen (meer)?
  • Maak maar twee rijtjes.... 

Slide 4 - Slide

οὕτως εἶπεν ἡ Ἀγαρίστη καὶ σὺν μεγάλῃ βοῇ ἐπὶ τὸννεανίσκον ἐπέδραμε

Slide 5 - Open question

καὶ τὴν κεφαλὴν αὐτοῦ ἀμφοτέραις ταῖς χερσὶν ἔλαβεν

Slide 6 - Open question

καὶ δακρύουσα μὲν τῷ υἱῷ εἶπεν·

Slide 7 - Open question

τέκνον ἐμόν, πῶς ἐνθάδε ἥκεις καὶ διὰ τί ἐν τοῖς δούλοις εἶ;

Slide 8 - Open question

ψέγουσα δὲ τῷ Φιλίππῳ εἶπεν·

Slide 9 - Open question

διὰ τί οὐδὲν ποιεῖς; λῦε δὴτὸν σὸν υἱόν, λῦε δή.

Slide 10 - Open question

αὐτίκα καὶ ὁ Φίλιππος ἐδάκρυσεν καὶ δακρύων ἐπὶ τὸν υἱὸν
ἐπέδραμεν.

Slide 11 - Open question

λύειν γὰρ αὐτὸν ἐν νῷ εἶχεν, ἀλλὰ δύο ἄνθρωποι
ἐπὶ τὸν Φίλιππον ἐπέδραμον μέγα κράζοντες·

Slide 12 - Open question

ὦ ἄνθρωπε, τί ποιεῖς; μὴ λῦε τὸν νεανίσκον ἀλλὰ πρῶτον τὴν τοῦ δούλου τιμὴν ἀπότινε.

Slide 13 - Open question

καὶ ἔτι κράζοντες τὸν Φίλιππον ἔλαβον καὶ ἐκώλυσαν αὐτὸν λύειν τὸν Ἀλέξανδρον.

Slide 14 - Open question

ὁ δὲ Φίλιππος δακρύων ἀνεβόησεν·

Slide 15 - Open question

ὦ Θηβαῖοι, ἀκούετε δή.

Slide 16 - Open question

οἵδε οἱ κακοῦργοι τὸν ἐμὸν υἱὸν ἥρπασαν, ἐν ᾧ ἐγώ τε καὶ
ἡ γυνὴ ἐν τῇ Λεβαδείᾳ ἦμεν.

Slide 17 - Open question

καὶ νῦν τὸν υἱὸν πωλεῖν μοι ἐθέλουσιν.

Slide 18 - Open question

βοηθεῖτέ μοι καὶ τοὺς κακούργους λαμβάνετε.

Slide 19 - Open question

ταῦτα ἀκούσαντες πολλοὶ Θηβαῖοι ἐπὶ τοὺς κακούργους
ἐπέδραμον,

Slide 20 - Open question

ταῦτα ἀκούσαντες πολλοὶ Θηβαῖοι ἐπὶ τοὺς κακούργους
ἐπέδραμον, ἀλλ’ οἱ δύο ἄνθρωποι φεύγοντες ἀπέδραμον.

Slide 21 - Open question

καὶ τότε ὁ Φίλιππος καὶ ἡ Ἀγαρίστη τὸν Ἀλέξανδρον ταχέως
ἔλυσαν.

Slide 22 - Open question

ἔπειτα ἡ Ἀγαρίστη τῷ Ἀλεξάνδρῳ εἶπεν·

Slide 23 - Open question

ἄγε δή, ὦ Ἀλέξανδρε, λέγε ἡμῖν, τί ἐγένετο;

Slide 24 - Open question

A. Werkwoord 4
  • a. Philippos 
  • b. Agariste
  • c. Mannelijk ev.
  • d. Vrouwelijk ev. 
  • e. de twee mannen
  • f. Nominativus meervoud

Slide 25 - Slide

A. Werkwoord
B. Naamwoord 

Slide 26 - Slide

Opdracht bij de tekst
  • Kleur in elke zin:
  • De persoonsvorm.
  • Andere werkwoordsvormen in een andere kleur.
  • Alle Nominativi in een andere kleur.
  • Alle directe en indirecte objecten ieder in een andere kleur.
  • (Dus: lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp).

Slide 27 - Slide

Oefeningen 1
  • sigmatische aor. 
  • 7 ἐδάκρυσεν 3 ev 
  • 12 ἐκώλυσαν 3 mv 
  • 14 ἀνεβόησεν 3 ev 
  • 15 ἥρπασαν 3 mv 
  • 21 ἔλυσαν 3 mv  

Slide 28 - Slide

Oefeningen 1
  • thematische aor.
  • 2 ἐπέδραμε 3 ev
  • 3 ἔλαβεν 3 ev
  • 3/5/21 εἶπεν 3 ev
  • 8 ἐπέδραμεν 3 ev
  • 9/19 ἐπέδραμον 3 mv
  • 12 ἔλαβον 3 mv 

Slide 29 - Slide

Oefeningen 2
  • 1 zij verlieten (aor.)
  • 2 hij nam
  • 3 wij lijden
  • 4 overtuigen, overhalen
  • 5 hij noemde (aor.)

Slide 30 - Slide

Oefeningen 2
  •  6 zij deden
  • 7 hij zag (aor.)
  • 8 drink!
  • 9 horen (aor.)
  • 10 zij hielden tegen (aor.)

Slide 31 - Slide

Oefeningen 3
  • 1 Huilend/terwijl hij huilde, zei hij dat.
  • 2 Huilend/terwijl zij huilde, zei zij dat.
  • 3 Huilend/terwijl zij huilden, zeiden zij dat.
  • 4 Blij/terwijl ze zich verheugden gingen ze verder.
  • 5 Naar binnen gaand/terwijl zij naar binnenging, schreeuwde ze luid
  • 6 Vluchtend/terwijl hij vluchtte/op de vlucht verliet hij het land.

Slide 32 - Slide

Oefeningen 4
  • 1 τῆσδε τῆς          γυναικός
  • 2 τούσδε τοὺς     δαίμονας
  • 3 τῇδε τῇ               νυκτί
  • 4 τόνδε τὸν           παῖδα
  • 5 ὅδε ὁ                   θεράπων

Slide 33 - Slide

Oefeningen 4
  • 6 τάσδε τὰς         νόσους
  • 7 τοῖσδε τοῖς       σώμασι
  • 8 τοῦδε τοῦ          ὕδατος

Slide 34 - Slide

Oefeningen 5
  • 1 ὁ Ἀλέξανδρος / τῇ γυναικὶ / τῷ παιδὶ ἔλεγεν // τῶν τέκνων / τὴν βοὴν ἀκούει
  • 2 οἱ θεράποντες τὴν βοὴν / τῶν τέκνων ἤκουσαν
  • 3 ἡμεῖς τῇ γυναικὶ / τῷ παιδὶ ἐβοηθοῦμεν
  • 4 ὁ πατὴρ τῶν τέκνων / τὴν βοὴν ἀκούει // τῇ γυναικὶ /τῷ παιδὶ ἔλεγεν
  • 5 οἱ ἄνθρωποι τοῖς θεοῖς θύουσιν

Slide 35 - Slide

Aan het werk.
  • Leer de woordjes en grammatica t/m 3B
  • Kleur 3B, t/m 19
  • Vertaal 3B, t/m 13.
  • Maak A, Werkwoord, 1 t/m 4

    Dit is ook huiswerk. 

Slide 36 - Slide

Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 37 - Open question

Wat is nog onduidelijk?
Waar wil je meer over weten?

Slide 38 - Open question