Opdracht: schrijf van elke bladzijde drie belangrijke woorden in je schrift
De juf gaat de nieuwe leerlingen helpen met LOWAN.
timer
15:00
Slide 7 - Slide
Balspel
Ga in een kring staan
je naam
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Ik heb in de vakantie ge+stam+d/t
Schrijf de voltooide tijd van deze woorden in je schrift
fietsen
gamen
leren
huiswerk maken
voetballen
shoppen
STAM = fietsen - gamen - leeren
wandelen
koken
werken
rennen
joggen
tekenen
Slide 11 - Slide
Ik heb in de vakantie ....
zwemmen gezwommen
lezen gelezen
tv kijken tv gekeken
een stad/familie bezoeken een stad/familie bezocht
opruimen opgeruimd
uitslapen uitgeslapen
Schrijf dit in je schrift !!!
Slide 12 - Slide
Opdracht Spreken
Bijvoorbeeld:
Zoek iemand die in de vakantie heeft gewandeld.
Vraag: Heb jij in de vakantie gewandeld?
Antwoord: Ja, ik heb in de vakantie gewandeld.
Nee, ik heb in de vakantie niet gewandeld.
Zoek iemand die ...
Slide 13 - Slide
Lezen
Een fiets voor twee
Slide 14 - Slide
Wat hebben we gedaan?
Schrijf drie woorden op
die je deze les hebt geleerd
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Wat is je telefoonnummer?
Mijn telefoonnummer is:
Slide 17 - Slide
Lange of korte klank: Lees voor
zeggen
leren
lopen
botten
ramen
kammen
zitten
dieren
Slide 18 - Slide
Vervoegen: schrijf op in je schrift
zeggen
plakken
leren
tellen
lopen
heten
liggen
zitten
maken
ik zeg
hij ....
ik ....
jij ....
zij ....
ik ....
hij ....
ik ....
jij ....
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
Het woord
- - - - - - - - - - - - -
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Video
Slide 24 - Video
Rechten van de mens
Slide 25 - Slide
In Nederland is iedereen even vrij
A
Waar
B
Niet waar
Slide 26 - Quiz
De Tweede Wereldoorlog eindigde 80 jaar geleden. Het was toen ...
A
1943
B
1944
C
1945
D
1946
Slide 27 - Quiz
Joden mochten in de oorlog niet naar de dierentuin maar wel naar de bioscoop.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 28 - Quiz
Om in vrijheid te leven, heb je rechten en wetten nodig.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 29 - Quiz
Wat is vrijheid voor jou?
Slide 30 - Mind map
Rechten en wetten
Rechten = je mag
Wetten/Regels = je mag niet / je moet
Bijvoorbeeld:
Je mag je mening geven
Je mag niet rennen in de gang
Je moet je telefoon in de telefoonbak doen
Slide 31 - Slide
Bijvoorbeeld in het verkeer
Je moet hier ...
Je mag hier niet ...
Slide 32 - Slide
Schrijf in je schrift
Het moet = een verplichting
Het mag niet = een verbod
Het mag = een toestemming
Slide 33 - Slide
Waarschuwingsborden: Pas op!
Slide 34 - Slide
De weg vragen
Dag mevrouw/meneer, mag ik u iets vragen?
Weet u waar .... is?
Ik zoek ... .
Welke woorden heb je nodig:
links, rechts
linksaf, rechtsaf (slaan)
rechtdoor
oversteken
kruispunt
de (eerste, tweede, derde etc.) straat
Ga rechtdoor, tot het kruispunt. Steek het kruispunt over. Neem dan de eerste straat rechts en loop een stukje rechtdoor. Ga links over de brug. Sla bij de stoplichten linksaf en je ziet de bibliotheek. De bibliotheek is aan de rechterkant.