vlaggen en kleuren - meivakantie - voltooide tijd

Welkom terug!!!
1 / 43
next
Slide 1: Slide
NT2ISK

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

Welkom terug!!!

Slide 1 - Slide

De kung-fu groet
Krijger (savaşçı, مقاتل) - Leerling (öğrenci ,طالب)

Slide 2 - Slide

Wat gaan we vandaag leren/doen?
  • Vlaggen en kleuren
  • Stil lezen (15 minuten)
  • De werkwoorden - voltooide tijd: schrijven en spreken
  • Vragen stellen
  • Antwoord geven
  • Tekst lezen en voorlezen
  • Vragen bij de tekst maken

Ghazal, Hadil, Mayen en Maria - werken in LOWAN

Slide 3 - Slide

Ga staan als ik de vlag van jouw land aanwijs.

Welke kleuren heeft jouw vlag?

Slide 4 - Slide

Welke kleur?
  • zee, water, lucht --> vrijheid (حرية)
  • natuur, grasvelden, bossen --> groei (نماء), hoop (يأمل), de kleur van de Islam
  • graan-of maïsvelden, de zon --> rijkdom (ثروة), optimisme (التفاؤل)
  • sneeuw, wolken --> vrede (سلام), zuiverheid (نقاء)
  • liefde, bloed --> kracht (قوة ), slachtoffers (الضحايا)
  • dood --> onderdrukking (القمع)

Slide 5 - Slide

Welke kleuren zie je in de klas?
zwart

Slide 6 - Slide

Stil lezen
  • Boek uit bibliotheek
  • Boek van de juf

Opdracht: schrijf van elke bladzijde drie belangrijke woorden in je schrift
De juf gaat de nieuwe leerlingen helpen met LOWAN.
timer
15:00

Slide 7 - Slide

Balspel
Ga in een kring staan
je naam

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Ik heb in de vakantie ge+stam+d/t

Schrijf de voltooide tijd van deze woorden in je schrift

  • fietsen
  • gamen
  • leren
  • huiswerk maken
  • voetballen
  • shoppen

STAM = fietsen gamen - leeren
  • wandelen
  • koken
  • werken
  • rennen
  • joggen
  • tekenen

Slide 11 - Slide

Ik heb in de vakantie ....
  • zwemmen              gezwommen
  • lezen              gelezen
  • tv kijken               tv gekeken
  • een stad/familie bezoeken               een stad/familie bezocht
  • opruimen              opgeruimd
  • uitslapen                 uitgeslapen

Schrijf dit in je schrift !!!

Slide 12 - Slide

Opdracht Spreken


Bijvoorbeeld:
Zoek iemand die in de vakantie heeft gewandeld.
Vraag:               Heb jij in de vakantie gewandeld?
Antwoord:     Ja, ik heb in de vakantie gewandeld.
                             Nee, ik heb in de vakantie niet gewandeld.
Zoek iemand die ...

Slide 13 - Slide

Lezen
Een fiets voor twee

Slide 14 - Slide

Wat hebben we gedaan?
Schrijf drie woorden op
die je deze les hebt geleerd

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Wat is je telefoonnummer?
Mijn telefoonnummer is:

Slide 17 - Slide

Lange of korte klank: Lees voor
  • zeggen
  • leren
  • lopen
  • botten
  • ramen
  • kammen
  • zitten
  • dieren

Slide 18 - Slide

Vervoegen: schrijf op in je schrift
  • zeggen
  • plakken
  • leren
  • tellen
  • lopen
  • heten
  • liggen
  • zitten
  • maken
ik zeg
hij ....
ik ....
jij ....
zij ....
ik ....
hij ....
ik ....
jij ....

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Het woord



- - - - - - - - - - - - - 

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Slide 24 - Video

Rechten van de mens

Slide 25 - Slide

In Nederland is iedereen even vrij
A
Waar
B
Niet waar

Slide 26 - Quiz

De Tweede Wereldoorlog
eindigde 80 jaar geleden.
Het was toen ...
A
1943
B
1944
C
1945
D
1946

Slide 27 - Quiz

Joden mochten in de oorlog
niet naar de dierentuin
maar wel naar de bioscoop.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 28 - Quiz

Om in vrijheid te leven,
heb je rechten en wetten nodig.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 29 - Quiz

Wat is vrijheid
voor jou?

Slide 30 - Mind map

Rechten en wetten
  • Rechten = je mag
  • Wetten/Regels =  je mag niet / je moet

Bijvoorbeeld:
  • Je mag je mening geven
  • Je mag niet rennen in de gang
  • Je moet je telefoon in de telefoonbak doen


Slide 31 - Slide

Bijvoorbeeld in het verkeer
  • Je moet hier ...

  • Je mag hier niet ...


Slide 32 - Slide

Schrijf in je schrift
Het moet = een verplichting

Het mag niet = een verbod

Het mag = een toestemming

Slide 33 - Slide

Waarschuwingsborden: Pas op!

Slide 34 - Slide

De weg vragen

Dag mevrouw/meneer, mag ik u iets vragen? 

Weet u waar .... is? 

Ik zoek ... .


Welke woorden heb je nodig:
  • links, rechts
  • linksaf, rechtsaf (slaan)
  • rechtdoor
  • oversteken
  • kruispunt
  • de (eerste, tweede, derde etc.) straat

Ga rechtdoor, tot het kruispunt. Steek het kruispunt over. Neem dan de eerste straat rechts en loop een stukje rechtdoor.
Ga links over de brug. Sla bij de stoplichten linksaf en je ziet de bibliotheek. De bibliotheek is aan de rechterkant.


Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Wordwall - de weg vragen

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Link

Slide 39 - Link

Slide 40 - Link

Slide 41 - Link

Slide 42 - Link

Slide 43 - Link