Nederlands - 17 februari - trappen van vergelijking

1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Trappen van vergelijking 

Slide 2 - Slide

DOEL



trappen van vergelijking en als/dan

- je weet wanneer je als/dan moet gebruiken bij de trappen van vergelijking


Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

trappen van vergelijking

Slide 5 - Slide

Trappen van vergelijking

Slide 6 - Slide

Er zijn drie trappen van vergelijking: de stellende trap, de vergrotende trap en de overtreffende trap.


A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quiz

Uitzondering
Bij enkele woorden zijn
de trappen van vergelijking iets anders.

Kim heeft een oude rolstoel,
maar die rijdt nog goed.

Slide 8 - Slide

Hieronder staan trappen van vergelijking. Vul elke trap van vergelijking aan.
1 … - bozer - …
2 goed - … - …


A
boos, boost, goeder, goedst
B
boos, boost, beste, best
C
boos, boost, beter, best
D
boos, boost, beter, goedst

Slide 9 - Quiz

Maak zelf zinnen (minimaal 6) met de trappen van vergelijking. Gebruik de plaatjes op de volgende dia's.

Slide 10 - Open question

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

DOEL

- je weet wanneer je als/dan moet gebruiken bij de trappen van vergelijking
trappen van vergelijking en 
als en dan

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Als/dan
Gebruik dan:
- bij een vergotende trap: meer dan, kleiner dan, mooier dan
- bij ander, andere en anders: Het is anders dan ik dacht.

Gebruik als:
- bij net zo en even: net zo groot als, even mooi als
- bij niet zo: niet zo groot als
- bij drie keer, vier keer zo: vier keer zo groot als..

Slide 17 - Slide

DE FOUTJES
  1. Lisa is jonger als mij (=fout)
  2. Gebruik 'dan' en 'als' niet door elkaar.
    'Dan' komt altijd na een vergrotende trap.
  3. Lisa is jonger dan ik (ben). (=goed)

Slide 18 - Slide

Vandaag ben ik even slim als/ dan hem/ hij.
A
als en hem
B
als en hij
C
dan en hem
D
dan en hij

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Link

Evaluatie

Heb je de lesdoelen behaald?


-Weet je wat de trappen van vergelijking zijn?

-Weet je wanneer je 'dan' gebruikt?

-Weet je wanneer je 'als' gebruikt?


Slide 21 - Slide

De opdrachten
Meld je bij mij als je tot hier gekomen bent.
Ik stuur je dan een document waarin je de opdrachten kunt maken.

- hierna gaat het nog verder... z.o.z. met Lubach!

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Stel dat je in maart al 18 zou zijn en zou mogen stemmen. Waarop zou je dan moeten letten, volgens Arjen Lubach?

Slide 24 - Open question

Pauze (tot 13.10 uur)

Slide 25 - Slide