H1L13 - 2HC - Grammatica zinsdelen - maandag








: )


Maandag

Planning van dit uur

  • Tien minuten stillezen
  • Grammatica zinsdelen



Aan het einde van deze les
  • heb je de vaste stappen van het ontleden van een zin herhaald. 
Welkom 2HC
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson








: )


Maandag

Planning van dit uur

  • Tien minuten stillezen
  • Grammatica zinsdelen



Aan het einde van deze les
  • heb je de vaste stappen van het ontleden van een zin herhaald. 
Welkom 2HC

Slide 1 - Slide

Stillezen
Wat
Lees in stilte uit je leesboek
Hoe
Individueel 
Hulp
Geen
Tijd
Tien minuten
Uitkomst
Over dit boek maak je je eerste leesopdracht
Klaar
Hierna gaan we verder met de les
timer
10:00

Slide 2 - Slide

Zinsontleding
1. Woordsoorten
2. Zinsdelen

Slide 3 - Slide

Zinsontleding
1. Woordsoorten
2. Zinsdelen
bijvoeglijk naamwoord, zelfstandig naamwoord, werkwoord, bijwoord, koppelwerkwoord, etcetera...
persoonsvorm, onderwerp, naamwoordelijk gezegde, bijwoordelijke bepaling, etcetera... 

Slide 4 - Slide

Stappenplan zinsontleding

Ga je zinsdelen benoemen? Werk altijd in deze volgorde:

1. Benoem de pv
Zet een streep onder de pv
2. Verdeel de zin in zinsdelen
Zet strepen tussen de zinsdelen
3. Benoem het gezegde: wg of ng?
Zet 'wg' of 'ng' boven het gezegde
4. Benoem het onderwerp
Zet 'o' boven het onderwerp
5. Benoem het lijdend voorwerp
Zet 'lv' boven het lijdend voorwerp
6. Benoem het meewerkend voorwerp
Zet 'mv' boven het meewerkend voorwerp
7. Benoem de bijwoordelijke bepalingen
Zet 'bwb' boven de bijwoordelijke bepaling

Slide 5 - Slide

                   Individueel werken 
timer
5:00
Wat
Maak opdracht 3 t/m 10 van 1.7 Grammatica zinsdelen (in je boek) 
Hoe
In stilte, individueel  
Hulp
Eerst vijf minuten zonder hulp, daarna mag je vragen stellen
Tijd
Tot het einde van de les   
Uitkomst
Deze leerstof (grammatica zinsdelen) moet je kennen voor de toets
Klaar
Laat je werk aan mij zien en vraag wat je nu kunt doen
Groep 1: zelfstandig werken
Groep 2: extra uitleg
We bespreken samen de zinnen van opdracht 1 (1.7 Grammatica zinsdelen)

Slide 6 - Slide

Stappenplan zinsontleding
Steeds meer mensen hebben 'vliegschaamte'. 

Ga je zinsdelen benoemen? Werk altijd in deze volgorde:

1. Benoem de pv
Zet een streep onder de pv
2. Verdeel de zin in zinsdelen
Zet strepen tussen de zinsdelen
3. Benoem het gezegde: wg of ng?
Zet 'wg' of 'ng' boven het gezegde
4. Benoem het onderwerp
Zet 'o' boven het onderwerp
5. Benoem het lijdend voorwerp
Zet 'lv' boven het lijdend voorwerp
6. Benoem het meewerkend voorwerp
Zet 'mv' boven het meewerkend voorwerp
7. Benoem de bijwoordelijke bepalingen
Zet 'bwb' boven de bijwoordelijke bepaling

Slide 7 - Slide

Wat is de persoonsvorm van deze zin?

Slide 8 - Open question

Verdeel de zin in zinsdelen

Slide 9 - Open question

Wat is het gezegde van deze zin?

Werkwoordelijk/naamwoordelijk?

Slide 10 - Open question

Wat is het onderwerp van deze zin?

Slide 11 - Open question

Wat is het lijdend voorwerp van deze zin?

Slide 12 - Open question

Wat is het meewerkend voorwerp van deze zin?

Slide 13 - Open question

Wat is het voorzetselvoorwerp van deze zin?

Slide 14 - Open question

Wat zijn de bijwoordelijke bepalingen van deze zin?

Slide 15 - Open question

Stappenplan zinsontleding
Mensen met vliegschaamte vinden dat ze eigenlijk niet zouden moeten vliegen.

Ga je zinsdelen benoemen? Werk altijd in deze volgorde:

1. Benoem de pv
Zet een streep onder de pv
2. Verdeel de zin in zinsdelen
Zet strepen tussen de zinsdelen
3. Benoem het gezegde: wg of ng?
Zet 'wg' of 'ng' boven het gezegde
4. Benoem het onderwerp
Zet 'o' boven het onderwerp
5. Benoem het lijdend voorwerp
Zet 'lv' boven het lijdend voorwerp
6. Benoem het meewerkend voorwerp
Zet 'mv' boven het meewerkend voorwerp
7. Benoem de bijwoordelijke bepalingen
Zet 'bwb' boven de bijwoordelijke bepaling

Slide 16 - Slide

Wat is de persoonsvorm van deze zin?

Slide 17 - Open question

Wat is het gezegde van deze zin?

Werkwoordelijk/naamwoordelijk?

Slide 18 - Open question

Wat is het onderwerp van deze zin?

Slide 19 - Open question

Wat is het lijdend voorwerp van deze zin?

Slide 20 - Open question

Wat is het meewerkend voorwerp van deze zin?

Slide 21 - Open question

Wat is het voorzetselvoorwerp van deze zin?

Slide 22 - Open question

Wat zijn de bijwoordelijke bepalingen van deze zin?

Slide 23 - Open question

Stappenplan zinsontleding
Toch blijft het lastig want diezelfde mensen willen wel graag een goedkope vliegreis. 


Ga je zinsdelen benoemen? Werk altijd in deze volgorde:

1. Benoem de pv
Zet een streep onder de pv
2. Verdeel de zin in zinsdelen
Zet strepen tussen de zinsdelen
3. Benoem het gezegde: wg of ng?
Zet 'wg' of 'ng' boven het gezegde
4. Benoem het onderwerp
Zet 'o' boven het onderwerp
5. Benoem het lijdend voorwerp
Zet 'lv' boven het lijdend voorwerp
6. Benoem het meewerkend voorwerp
Zet 'mv' boven het meewerkend voorwerp
7. Benoem de bijwoordelijke bepalingen
Zet 'bwb' boven de bijwoordelijke bepaling

Slide 24 - Slide

Stappenplan zinsontleding
De Zweden hebben ons de term vliegschaamte (flygskam) gegeven. 

Ga je zinsdelen benoemen? Werk altijd in deze volgorde:

1. Benoem de pv
Zet een streep onder de pv
2. Verdeel de zin in zinsdelen
Zet strepen tussen de zinsdelen
3. Benoem het gezegde: wg of ng?
Zet 'wg' of 'ng' boven het gezegde
4. Benoem het onderwerp
Zet 'o' boven het onderwerp
5. Benoem het lijdend voorwerp
Zet 'lv' boven het lijdend voorwerp
6. Benoem het meewerkend voorwerp
Zet 'mv' boven het meewerkend voorwerp
7. Benoem de bijwoordelijke bepalingen
Zet 'bwb' boven de bijwoordelijke bepaling

Slide 25 - Slide

Stappenplan zinsontleding
Daarom zoeken meer en meer reizigers nu alternatieven voor het vliegtuig. 



Ga je zinsdelen benoemen? Werk altijd in deze volgorde:

1. Benoem de pv
Zet een streep onder de pv
2. Verdeel de zin in zinsdelen
Zet strepen tussen de zinsdelen
3. Benoem het gezegde: wg of ng?
Zet 'wg' of 'ng' boven het gezegde
4. Benoem het onderwerp
Zet 'o' boven het onderwerp
5. Benoem het lijdend voorwerp
Zet 'lv' boven het lijdend voorwerp
6. Benoem het meewerkend voorwerp
Zet 'mv' boven het meewerkend voorwerp
7. Benoem de bijwoordelijke bepalingen
Zet 'bwb' boven de bijwoordelijke bepaling

Slide 26 - Slide

Stappenplan zinsontleding
Reis jij vaak met het vliegtuig of neem je ook weleens de trein?



Ga je zinsdelen benoemen? Werk altijd in deze volgorde:

1. Benoem de pv
Zet een streep onder de pv
2. Verdeel de zin in zinsdelen
Zet strepen tussen de zinsdelen
3. Benoem het gezegde: wg of ng?
Zet 'wg' of 'ng' boven het gezegde
4. Benoem het onderwerp
Zet 'o' boven het onderwerp
5. Benoem het lijdend voorwerp
Zet 'lv' boven het lijdend voorwerp
6. Benoem het meewerkend voorwerp
Zet 'mv' boven het meewerkend voorwerp
7. Benoem de bijwoordelijke bepalingen
Zet 'bwb' boven de bijwoordelijke bepaling

Slide 27 - Slide

                   Individueel werken 
timer
5:00
Wat
Maak opdracht 3 t/m 10 van 1.7 Grammatica zinsdelen (in je boek) 
Hoe
In stilte, individueel  
Hulp
Eerst vijf minuten zonder hulp, daarna mag je vragen stellen
Tijd
Tot het einde van de les   
Uitkomst
Deze leerstof (grammatica zinsdelen) moet je kennen voor de toets
Klaar
Laat je werk aan mij zien en vraag wat je nu kunt doen

Slide 28 - Slide

Samenvatting van de les
Jij
  • hebt nu een cijfer voor grammatica zinsdelen;
  • weet waar je staat op het gebied van grammatica. 

Huiswerk 
  • Maak opdracht 3 t/m 10 van 1.7 Grammatica zinsdelen (in je boek)

Slide 29 - Slide