6.5 Aanpassingen bij dieren

6.5 Aanpassingen bij dieren
1 / 19
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

6.5 Aanpassingen bij dieren

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen
10 min herhaling 6.4
15 min uitleg 6.5
15 min HW maken
10 min HW nakijken

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
Je kunt uitleggen hoe dieren zijn aangepast aan hun omgeving

Slide 3 - Slide

Herhaling 6.4

Slide 4 - Slide

Invloed uit de leefomgeving

Alle organismen worden beïnvloed door het milieu (leefomgeving)


Het voedsel en de ziekteverwekkers en de vijanden zijn biotische factoren


Temperatuur, regenval en wind zijn abiotische factoren

Slide 5 - Slide

Invloed uit de leefomgeving

Slide 6 - Slide

De niveaus van de ecologie 
Niveaus 
  • Individu
  • Populatie
  • Levensgemeenschap
  • Biotoop 
  • Ecosysteem  

Slide 7 - Slide

Populatie grootte, biologisch evenwicht

Te veel voedsel, weinig vijanden

Te veel vijanden,
te weinig voedsel

Genoeg voedsel,
Genoeg vijanden

Slide 8 - Slide

Optimumkromme

Schommelingen in de natuur.
Abiotische factoren kunnen veranderen, heel warm of heel koud. 

De overlevingskans kun je per soortbepalen via een optimumkromme. In welke factoren kan de soort het beste overleven.


Slide 9 - Slide

Aanpassingen bij Waterdieren
Alle waterdieren zijn altijd gestroomlijndEen lichaamsvorm waardoor ze weinig weerstand hebben in het water
*Gladde huid (schubben en slijm)
*Kop romp en staart gaan in elkaar over
* Vinnen voor voortbeweging

Daardoor kunnen zij sneller door het water bewegen.

Niet alleen vissen hebben dit maar ook sommige zoogdieren (dolfijnen).

Slide 10 - Slide

Schutkleur, Donkere bovenkant en lichte onderkant 

Slide 11 - Slide

Landzoogdieren
Bij verschillende landzoogdieren zijn de poten aangepast op de ondergrond
*Zoolgangers: zachte ondergrond
*Teengangers: katachtigen
*Hoefgangers: harde ondergrond

Slide 12 - Slide

Meer aanpassingen
Dieren in koude omgeving, meer haar om warmte vast te houden

Dieren in warme omgeving, grote oren om warmte te verliezen


Poolvos
Woestijnvos

Slide 13 - Slide

Vogels
Steltlopers, Roofvogels, Zangvogels en Watervogels

Slide 14 - Slide

Steltlopers
Priemsnavel= lange snavel
Lange poten voor ondiep water

soms met zwemvliezen om
 niet door de bodem te zakken

Slide 15 - Slide

Roofvogels
Haaksnavel= krom, 
naar beneden gebogen, 
scherpe punt

Poten met klauwen

Slide 16 - Slide

Zangvogels
Kegelsnavel (zaden) of
Pincetsnavel (insecten)

Poten met 3 tenen voor 1 teen achter om zich aan takken te kunnen klemmen

Slide 17 - Slide

Watervogels
Zeefsnavel
Zwemvliezen
Waterafstotende veren door speciale olie die ze produceren

Slide 18 - Slide

6.5 Wat ga je doen (blz 100)
Maak opdracht 1,2,3    5,6,7 en 8

Slide 19 - Slide