Klas 1 week 46 les 1

                            Lesdoelen (buts)


Je gaat nieuwe Franse woorden leren die te maken hebben met eten/drinken!

Luisteren - Opschrijven - Leren
Geluidsniveau: STIL
Wat ga je doen?
Ga in het digitale lesmateriaal naar Naslag - Arrêt Chapitre 2 - Voca E
Schrijf in jouw vocabulaireschrift/map 
met een vouw in het midden
links: Frans
rechts: Nederlands
de woorden/zinnen van voca E op
Klaar? Bedek de Nederlandse vertaling en kijk welke zinnen je al kent. Werk met * een potlood
1 / 17
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

                            Lesdoelen (buts)


Je gaat nieuwe Franse woorden leren die te maken hebben met eten/drinken!

Luisteren - Opschrijven - Leren
Geluidsniveau: STIL
Wat ga je doen?
Ga in het digitale lesmateriaal naar Naslag - Arrêt Chapitre 2 - Voca E
Schrijf in jouw vocabulaireschrift/map 
met een vouw in het midden
links: Frans
rechts: Nederlands
de woorden/zinnen van voca E op
Klaar? Bedek de Nederlandse vertaling en kijk welke zinnen je al kent. Werk met * een potlood

Slide 1 - Slide

Lesdoelen/buts
Aan het eind van de les:
- Heb ik gecontroleerd of ik alle opdrachten heb afgerond
- Heb ik een instructiefilmpje gezien over het vervoegen van werkwoorden op -er in het Frans en heb ik aantekeningen gemaakt en het geleerde toepassen



Slide 2 - Slide

Qu'est-ce qu'on va faire?
Werkwoorden op -er vervoegen
Grootste groep werkwoorden in de Franse taal!

We gaan kijken naar een instructiefilmpje over werkwoorden vervoegen op -er
Maak aantekeningen!
Daarna gaan we het geleerde toepassen

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Link

Welkom!
Log je in?
Voornaam + eerste letter achternaam
Doe actief mee!

Slide 5 - Slide

habiter = wonen
Hoe zeg je: jij woont

Slide 6 - Open question

Tu habites
jij woont

Slide 7 - Slide

spelen = jouer
Hoe zeg je: hij speelt

Slide 8 - Open question

il joue
=
hij speelt

Slide 9 - Slide

helpen = aider
Hoe zeg je: jullie helpen

Slide 10 - Open question

vous aidez
=
jullie helpen

Slide 11 - Slide

spreken = parler
Hoe zeg je: zij spreken

Slide 12 - Open question

ils/elles parlent 
=
zij spreken

Slide 13 - Slide

StudieTips 
Lees bij Studievaardigheden ook op welke manieren je werkwoorden kunt leren.

Daar vind je ook de volgende linkjes

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Link

Slide 16 - Link

Klaar? Ga zelfstandig aan de slag met de weektaak

In stilte werken zolang de timer loopt.

Slide 17 - Slide